Toen ik een jaar of achttien was, wilde ik predikant worden. Ds. Langbroek was toen pastor van onze kerk. Hij sprak de jeugd aan en had met hen een vertrouwelijke relatie, zo ook met mij. Toen ik het hem vertelde, reageerde hij tot mijn verbazing nogal terughoudend. Kort daarna bezocht hij mijn vader. Bart, zei hij, Gert vertelde mij dat hij predikant wil worden. Praat dat alsjeblieft uit zijn hoofd, hij denkt veel te onafhankelijk. Als hij dominee wordt, hebben we binnen vijf jaar een kerkscheuring.
Die avond moest ik op kantoor van mijn vader komen, wat ik zorgelijk vond, want dergelijke sessies vonden uitsluitend plaats als ik iets uitgehaald had. De boodschap was kort en bondig. Pa zei: Ik hoorde van Cor Langbroek dat je dominee wil worden. Dat gaat niet door; discussie gesloten. Wel, ik hield zielsveel van mijn vader en hij was zelden zo strikt, dus legde ik mij er maar bij neer.
Wilde ik eigenlijk wel predikant worden? Dat is maar de vraag. Veel meer was de drijfveer om iets meer van de Hoogheilige te begrijpen en daar hoef je geen predikant voor te worden. Dat zoeken naar het DNA van God (zoals ik dat noem) vereiste logica en een plan dat de eeuwen overspant en recht doet aan Zijn grootheid; zo was én ben ik van mening. Die vond ik niet in de christelijke traditie, waarin ik was opgegroeid. De inconsequenties die ik daar aantrof, kon en wilde ik niet accepteren.
Voordat ik mijn eerste Bijbelverklaring schreef, heb ik jarenlang profetie bestudeerd. Daarin zocht ik naar een soort plan van God dat tot de voleinding van de tijden zou leiden – dus naar iets wat de zin van het menselijk bestaan rechtvaardigt. Op zich is dat niets nieuws. De meeste grote filosofen hebben ernaar gezocht en hun tanden erop kapot gebeten. Zij kozen in grote meerderheid voor het pad van de Verlichting en werden zo de stichters van het algemeen betwijfeld christelijk geloof. Eén van hen, Emmanuel Kant, die uit piëtistische kring stamde, zag het aanvankelijk als een soort wetenschap die hij rationele metafysica noemde en het zoeken naar de zuivere rede, wat indirect een zoeken naar het bestaan van God was. In zijn latere leven nam hij daar afstand van en sprak van het failliet van de religie en de godsbewijzen. Zo verloor hij het zicht op God én zijn geloof. Daar ben ik gelukkig voor bewaard gebleven.
Toch kunnen we wat van Emmanuel Kant leren. Zijn motto was: durf te denken en dat heb ik gedaan.
In mijn zoektocht naar het Plan van God werd ik mede op het spoor gezet door de boeken van Willem Ouweneel en Hal Lindsey. Hoewel Hal Lindsey door gevestigde theologen scherp werd afgewezen, maakte hij heel wat los in kerkelijk Nederland. Hij zette als één van de weinigen een duidelijk profetisch schema neer, waarin hij aansloot op het heden van die tijd – de 70er en 80er jaren.
Hal Lindsey trok mij aan en stootte mij af – beide –, want hij ging mijns inziens veel te ver in zijn uitspraken. Toch zette hij mij op het juiste spoor en toen de Evangelische Alliantie mij op een dag verzocht een leerhuis te geven over de profeet Zacharia, viel het kwartje.
Toen mijn eerste boek – de Verklaring van de Profeet Zacharia – voltooid was, stond ik voor de vraag: Wat nu? Nog een boek schrijven? – Natuurlijk –, mijn zoektocht was maar net begonnen en mijn kennis nog beperkt. Daniël durfde ik nog niet aan. Het werd Micha. In die tijd kreeg ik contact met prof. dr. W.H. Velema (die een vriend werd) en prof. dr. Bob Smalhout. Zij waren geïnteresseerd geraakt in mijn denkbeelden over Zacharia en lazen mee met de pennenvruchten van de nieuwe studie. In die jaren ontstond een visie die de grondslag zou vormen voor al mijn boeken tot op de huidige dag. Die luidt:
De geschriften van de profeten zijn de enige Bijbelboeken die – als we de profeten op hun woord geloven – grotendeels door God zelf gedicteerd zijn. Als dat werkelijk zo is, dan mogen ze elkaar nergens tegenspreken, ondanks dat deze profeten soms eeuwen na elkaar leefden.
Met dat axioma ging ik aan de slag. Beide professoren vonden mijn standpunt heel gewaagd. Wim Velema zei: Wat gebeurt er als je tegenstrijdigheden ontdekt? Bij een zo stellige bewering kan dat je geloof aantasten. Welnu, ik was bereid in het diepe te springen en dat risico dan maar te nemen.
In de onafzienbare berg literatuur over de Bijbel – laten we het maar ‘de theologie’ noemen – zult u het woord logica nauwelijks vinden. Aan de vrijzinnige kant van het theologische spectrum spreekt men van aannames, volksverhalen, overleveringen en veronderstellingen. Daar vormt de Bijbel slechts één van de bronnen van kennis en heeft de Verlichting diepe sporen getrokken. Aan orthodoxe zijde staat de Bijbel wel centraal en oefenen niet-Bijbelse geschriften beperkte invloed uit. In die kringen spelen begrippen als Godsopenbaring en inzicht door de Heilige Geest een doorslaggevende rol. In beide gevallen ontstaan grote gaten in de bewijsvoering van eigen stellingen en dogma’s. Bij beiden ontbreekt een duidelijke structuur die recht doet aan het feit dat alle profetenboeken beweren uit dezelfde bron te spreken – God zelf. Dat spreken moet daarom per definitie samenhangend zijn, omdat het de vingerafdruk van Gods Wezen toont.
Dat gebrek aan richting en systeem kon in het verleden nog verklaard worden uit het gebruik van gebrekkige vertalingen of afwijkingen tussen de diverse bronteksten. Heden is dat geen geldige reden meer, want we zijn heel dicht bij de oorspronkelijke grondtekst aangekomen.
U begrijpt het al – ik zocht bewijs dat God zelf de auteur is van Bijbelse profetie. Kan dat dan? Onder bepaalde voorwaarden wel. Stel nu dat een diepgravende studie aan het licht zou brengen dat de profeten in harmonie met elkaar profeteren. Dan zou dat bewijs aldus geleverd worden. Want in de meeste gevallen kenden de profeten elkaar niet, dus moet er een grote Regisseur geweest zijn – God zelf. We noemen die manier van onderzoek de empirische methode. Dat is geen nieuw inzicht. Veel wetenschappelijk onderzoek valt onder die noemer.
De empirische methode werkt als volgt: Eerst wordt er een hypothese geformuleerd. Daarna volgt een reeks proeven die deze theorie moeten staven. Indien de resultaten de hypothese bevestigen, wordt dat gezien als sluitend wetenschappelijk bewijs. Zo kunnen de profetenboeken het bewijs van Gods bestaan en van zijn Raad leveren, mits de rode draad van die Raad Gods bij allen gevonden wordt en zij tevens allen naar hetzelfde einddoel uitzien. Welnu, dat blijkt inderdaad het geval te zijn.
Mijn stelling is, dat de betrouwbaarheid van de Bijbel geen zaak van geloof alleen is. Je kunt belangrijke delen ervan op zijn betrouwbaarheid testen en aan de hand van de empirische methode hard bewijs leveren. Dat voerde mij naar een nieuwe manier om profetie te verstaan. Die is puur gebaseerd op de grondtekst en ontleent een groot deel van haar fundament aan de details daarvan. Die manier van onderzoek vormt een trendbreuk met de traditionele wijze van verklaren, zowel aan vrijzinnige als aan orthodoxe zijde. Want systematische theologie, die zijn fundament aan het detail van de grondtekst ontleent, wordt zeer weinig bedreven. Men concentreert zich veel meer op de grote lijnen die – zo blijkt bij een kritische analyse – vrijwel altijd onder invloed staan van eigen denkbeelden over het wezen van profetie of de Bijbel. Die ‘systematische theologie van het detail’ loopt ook niet in de pas met kerkelijk dogma’s, van welke aard ook, maar staat daar per definitie boven.
In feite heb ik mij als een blinde laten leiden naar een onbekend land. Mijn geleide was de grondtekst van de profeten, wat vermoedens en een onwrikbaar vertrouwen in de Auteur – God zelf. Dat betekent lang, heel lang studeren en diep graven om de richtinggevende details in de grondtekst naar boven te halen. Voor Jesaja slokte dat ruim 20.000 uren studie op en raadpleegde ik bijna 400 studieboeken. Daarin kwam ik voor verrassingen te staan - vaak zelfs. Maar zo – stap voor stap – voegden de puzzelstukjes zich samen; ontstond een logisch geheel!
In dat kader formuleerde ik een profetisch raamwerk – een soort schema – dat een overzicht biedt van sleutelgebeurtenissen binnen Gods heilsplan. Dat plan – de Raad Gods dus – loopt uit op de vestiging van het Messiaanse Rijk onder het koningschap van Jezus Christus. Ik noem die wijze van exegese de Theologie van de Logica. En tegen dat profetische raamwerk kwamen de beide boeken over Jesaja tot stand. En wat blijkt? De puzzelstukjes vallen bijna allen op hun plaats, wat bewijst dat God inderdaad de bron van Bijbelse profetie is.
Wordt de traditionele exegese, die profetie vaak allegorisch uitlegt en er het wel en wee van de christelijke kerk in ziet, zo tot onzin gedegradeerd? Dat willen velen, die het millenialisme (of chiliasme; de leer van het duizendjarig vrederijk) in hun boeken propageren ons wel doen geloven. Maar daar ga ik niet in mee. We worden hier geconfronteerd met de vele gezichten van de Raad Gods. Die leiden ons tot de volgende stelling: Het is Calvijn én Tim Lahaye of Hal Lindsey. Het is namelijk mijn vaste overtuiging dat de Heilige Geest de aandacht op juist dát aspect van de Raad Gods richt, die voor een tijdvak van belang is. Zo waren de eerste christenen voornamelijk gericht op de verspreiding van het Evangelie; legde Augustinus de fundamenten voor de kerkelijke huishouding; Maarten Luther werd het wezen van de genade heropenbaard; Calvijn de rechtvaardiging door het geloof.
Echter,… zij allen waren kinderen van hun tijd en werden geroepen voor een bepaalde taak. Zij brachten ook geen Eeuwig Evangelie, dat vinden we alleen in de Bijbel. Zij brachten een boodschap voor die tijd: dus een Tijdelijk Evangelie. De Heilige Geest belichtte daarin wat van belang was voor de Gemeente van Christus in hun eigen tijdsgewricht. Dat is heden verschillend van eeuwen geleden.
Nu zien we een voortdurende toename van kennis over de Eindtijd. Dat is geen toeval: Het is een teken aan de wand! En daarin horen we de echo van Daniël 12:4 NBG: Maar gij, Daniël, houd de woorden verborgen, en verzegel het boek tot de eindtijd; velen zullen onderzoek doen, en de kennis zal vermeerderen. Met overtuiging kan ik daarom zeggen: Heden wordt dit Schriftwoord aan u vervuld!
De zoektocht naar de Raad Gods was een lange weg. Die leidde mij van Zacharia, via Micha, Daniël deel 1 en 2, Ezechiël deel 1 en 2, Amos en Hosea naar het boek dat ik in al die jaren niet aandurfde: Jesaja. Want juist de profeet Jesaja legt de basis voor de boodschap van Jezus Christus; voor Zijn eerste én voor Zijn tweede komst. In Jesaja ligt mijns inziens het hart van het Evangelie. Dat is geen boodschap in ‘grote trekken’, zoals veel verklaringen suggereren. Jesaja bevat zeer gedetailleerde profetie die de Raad Gods in al zijn heerlijkheid onthult.
Begrijpen we dat plan dan volledig? Neen,… dat is ons, sterfelijke mensen, niet gegeven. Wij kunnen slechts in stille verwondering gadeslaan wat God ons in Zijn vrije genade openbaart.