dinsdag 01 maart
Tweegesprek tussen Gert van de Weerd en Henk Schouten
v1 Vraag van Jahweh regen ten tijde van de late regen. Jahweh zal bliksemende stormwolken geven en verwoestende regens, voor een ieder onkruid op het land.
v2 Want de Terafim spreken kwaadaardig en de waarzeggers schouwen misleiding en bedrieglijke dromen. Zij verkondigen waandenkbeelden om te troosten. Het is terecht dat zij als een kudde schapen dolen. Zij worden verdrukt want er is geen herder.
v3 Tegen de leiders is Mijn woede ontbrand en de bokken daarvan zal Ik bezoeken. Want Jahweh van de hemelse legers zal de kudde die Hem nabij is, van geheel het huis van Juda, bezoeken en die tot een vorstelijk strijdros maken.
v4 Uit Hem is de hoeksteen, uit Hem is de ankerplaats, uit Hem is de strijdboog, uit Hem zullen alle heersers tesamen opgaan.
v5 Zij zullen als sterke helden worden die in de strijd (de vijand) als straatslijk zullen vertreden. Ja zij zullen de strijd aangaan, want Jahweh is hen nabij. Dan zal de cavalerie (van de vijand) vergaan.
v6 Ik zal het huis van Juda sterken en het geheelde huis van Jozef verlossen. Ik zal hen doen terugkeren, want Ik ontferm Mij over hen en het zal worden alsof Ik hen niet verworpen had, want IK BEN, Jahweh hun God, ja Ík zal hen verhoren.
Zacharia 10 begint met een profetie waarin voorzegd wordt dat, op een zeker moment in de Eindtijd, de regens niet meer op het juiste tijdstip (ten tijde van de late regen) zullen vallen. In deze nood wordt de afgoden om uitredding gebeden en worden via mediums boze geesten geraadpleegd (vers 2), maar dat blijkt geen resultaat te hebben. Men bidt dan ook nog tot God en als antwoord op dat gebed zendt Jahweh verwoestend noodweer, wat in deze context niet anders als een oordeel van God gezien kan worden.
Vraag aan Jahweh – Deze woorden lijken een dissonant, maar dat is niet zo. Want in de Eindtijd, als de Grote Verdrukking begint, zal het Joodse volk een verbond sluiten met de Antichrist – in de waan dat hij de Messias is. Deze Joden (die onder de wet leven), bidden ook dan tot God om uitredding. In feite zijn deze woorden een bevestiging van het Eindtijdelement. Dat zeggen ook de woorden – Het is terecht dat zij als een kudde schapen dolen. Want het verbond met de Antichrist plaats de Joden onder het oordeel.
Vers 3a: De bok van Azazel (Leviticus 16:8,26) werd als offer, zinnebeeldig beladen met de zonde van Israël, de woestijn ingestuurd om te sterven als plaatsvervanger voor zondaars die des doods schuldig waren. De uitdrukking de bokken daarvan zal Ik bezoeken slaat daarop. In vers 3a is echter geen sprake van een plaatsvervangend sterven door een bok. Het vonnis wordt uitgesproken over de valse leiders – het is Eindtijdprofetie. Deze worden door de volle zwaarte van de Goddelijke toorn getroffen en gedood.
Vers 3b: Bezoeken kan zowel een negatieve v3a als een positieve ondertoon v3b hebben. Van een volk dat onder de toorn van God ligt, wordt het Zijn vorstelijk strijdros in de strijd. Elke omkering van Gods gunst wordt echter voorafgegaan door een proces van zondebesef en bekering en dat is ook hier het geval. Dat wordt beschreven in Zacharia 12:10-14 en 13:9b. Zacharia spreekt heel gedetailleerd. De omslag in Gods gunst betreft natuurlijk niet het gehele Joodse volk; slechts hen die zich bekeren – Zijn kudde genaamd.
Met vers 4 verleent Jahweh (= Hem) absolute autoriteit aan Jezus Christus 1). Die benoeming volgt uit Gods belofte (vers 3) om het gelovig deel van Juda (de kudde die Hem nabij is) bijstand te verlenen. Dat gebeurt na hun bekering, zoals in Zacharia 12:10-14, 13:9b wordt beschreven. We zijn dan aangeland aan het einde van de Grote Verdrukking, als de Jezus wederkomt op de Olijfberg (Zacharia 14:4).
Uit Hem is de hoeksteen – Als in de Bijbel over de hoeksteen wordt gesproken – in Messiaanse zin – dan duidt dat op Jezus Christus. Hij zal dus het fundament zijn van dit gezegende Godsrijk.
(Lees ook: Psalm 118:22, Jesaja 28:16, Markus 12:10, Handelingen 4:11, Efeziërs 2:20 en 1 Petrus 2:6)
De oorsprong van de Christus is dus in God (uit Hem): Hebreeën 5:5, Psalm 2:7 (NBG):
Ik wil gewagen van het besluit des HEREN: Hij sprak tot mij: Mijn zoon zijt gij; Ik heb u heden verwekt.
uit Hem is de ankerplaats – Velen verwijzen dan naar Jesaja 22:20-25 1), een profetie die van oudsher Messiaans werd verstaan 2). Met ankerplaats wordt het koningschap van Jezus Christus bedoeld, in Jeruzalem – een anker van betrouwbaarheid. Dat wordt bevestigd in Jesaja 22:20 (NBG):
Te dien dage zal het geschieden, dat Ik mijn knecht Eljakim, de zoon van Chilkia, roepen zal:
Deze tekst bevat een bijzondere woordspeling die in de meeste verklaringen en vertalingen gemist wordt. Want we kunnen de woorden Eljakim en Chilkia ook vertalen. Dat ontstaat een geheel andere zin:
En het zal te dien dage geschieden, dat ik mijn dienaar – de verhoogde Godheid – zal ontbieden, de Zoon die met Jahweh verbonden is.
Nu spreekt Jesaja over de Messias en krijgt vers 21-24 een verdiepte lading – Jesaja 22:23 (grondtekst):
Ik zal Hem als een pin vastslaan in een vaste plaats. En het zal geschieden dat Hij een zetel van glorie zal worden voor het huis van zijn Vader.
Wat spreekt de Bijbel toch duidelijk als we de grondtekst nauwgezet volgen.
NB: Voor een uitgebreide onderbouwing van deze exegese: Weerd, Jesaja 2, pagina 657-663.
uit Hem is de strijdboog – Het Messiaanse rijk komt er niet zonder strijd, ook door Jezus Christus.
uit Zijn naam zullen alle heersers tesamen opgaan – De vorsten die dan de wereld regeren, zullen in Zijn naam heersen. Zij zullen opgaan naar Jeruzalem om Jahweh eer te bewijzen (tesamen opgaan).
Vers 5: Dit zinsdeel heeft ons het volgende te vertellen: Juda heeft kennelijk weinig of geen cavalerie (heden: tanks en pantserwagens), de vijand wel. Er is dus sprake groot overwicht van de vijand. Toch wordt de overwinning behaald, omdat Jahweh voor hen strijdt. Hoe dat gaat legt Zacharia 14:12-15 uit.
Vers 6a: Dit vers herhaalt in beknopte vorm dat de Here God Juda en Israël zal verlossen en als eenheid zal herstellen, want Jozef staat voor de verloren tien stammen van Israël dat weer tot aanzien komt (het geheelde huis). En met de hereniging van de twaalf stammen kan het Messiaanse Rijk beginnen.
Vers 6b: het zal worden alsof Ik hen niet verworpen had – Hier wordt verwezen naar Hosea 1:9 NBG:
Toen zeide Hij (God): Noem hem (Israël) Lo-Ammi, want gij zijt mijn volk niet en Ik zal de uwe niet zijn.
Deze ban die eeuwen over Israël lag, wordt dan opgeheven. Dat zal een verhoren zijn, dus na de bekering en het aanroepen van God. Dat wordt in Zacharia 12 uitgebreid behandeld. Hosea 1:10-12 getuigt erover:
10 Eens echter zullen de kinderen Israëls talrijk wezen als het zand der zee, dat niet te meten of te tellen is. En ter plaatse waar tot hen gezegd wordt: Gij zijt mijn volk niet – zullen zij genoemd worden kinderen van de levende God.
11 Dan zullen de kinderen van Juda en de kinderen van Israël zich bijeenscharen, één hoofd over zich stellen, en optrekken uit het land; want groot zal de dag van Jizreël zijn.
12 Zegt tot uw broeders: Ammi (= Mijn volk), en tot uw zusters: Ruchama (= Barmhartig).
v7 Het zal geschieden dat de Efraïmieten tot machtige helden zullen worden. Hun harten zullen vrolijk zijn als van wijn. Hun kinderen zullen dat opmerken en blij worden. Dan zal hun hart opspringen van vreugde in Jahweh.
v8 Ik zal hen tot mij fluiten en hen binnenhalen, want Ik zal hen verlossen. Dan zullen zij even talrijk worden als zij eens waren.
v9 Hoewel Ik hen uitzaai onder de volken, toch zullen zij Mij in verre streken herinneren. Dan zullen zij herleven – al hun kinderen die Mij toegenegen zijn – en dan terugkeren.
Vers 7 dienen we in één adem te lezen met vers 6, want na de aankondiging van de verlossing van het huis van Jozef, waarmee op de verloren tien stammen geduid wordt, profeteert vers 7, dat de Israëlieten zich aan de zijde van Juda in de strijd zullen mengen. Deze gebeurtenis vindt plaats in het land Kanaän en dus moeten dan de tien stammen al teruggekeerd zijn. Dit laatste wordt bevestigd in vers 8.
Vers 8 vertoont grote overeenkomst met Hosea 2:13 (NBG), waar staat: Daarom zie, Ik zal haar lokken en leiden in de woestijn, en spreken tot haar hart. Ik zal aldaar haar wijngaarden geven,
De betekenis is helder. Het gelovig overblijfsel van de verloren tien stammen komt terug in het beloofde land, waar het tot een groot volk zal worden. Ezechiël 36:10, 11 (NBG) getuigt erover:
10 Ik zal de mensen op u talrijk maken: het ganse huis Israëls; de steden zullen weer bewoond en de puinhopen herbouwd worden.
11 Ja, Ik zal mensen en dieren op u talrijk maken, zij zullen zich vermenigvuldigen en vruchtbaar zijn; Ik zal u bevolken als vanouds en u weldoen meer dan vroeger; en gij zult weten, dat Ik de HERE ben.
Met enige fantasie kan voorgaande tekst nog wel na de ballingschap gesitueerd worden – zoals veel verklaarders helaas doen –, maar Ezechiël 36:15 zet deze profetie fier in de Eindtijd:
Ik zal u de hoon der volken niet meer doen horen, de smaad der natiën zult gij niet meer dragen, en gij zult uw volk niet meer van kinderen beroven, luidt het woord van de Here HERE.
Vers 9: Dit is een identificatie en ziet op de tien stammen (hen uitzaai onder de volken) die door de Assyriërs werden weggevoerd en onder de volken verstrooid. De tegenwoordige tijd, waarin de tekst staat, leert ons dat dit ‘verstrooid zijn’ een kenmerk is. Israël (de tien stammen) is niet in staat zelf tot herstel te komen. Daarvoor moeten het zich eerst bekeren en dat zegt: toch zullen zij Mij in verre streken herinneren. Het herinneren zal zeker gevolgd worden door een proces van bekering. Dan roept God hen terug en steekt Zijn bewarende hand naar hen uit. We zijn dan aangeland aan het einde van De Grote Verdrukking. Die gaat vergezeld van enorme rampen, dus is die bescherming ook broodnodig.
v10 Ik zal hen terugbrengen als uit het land Egypte en die uit Assyrië vergaderen en hen brengen naar het land van Gilead en de Libanon, want er zal (in Kanaän) geen plaats voor hen gevonden worden.
v11 Zij zullen door de ziedende zee trekken en Hij zal de hoge golven van de zee smoren. Dan zullen de alle diepten van de grote waterlopen opdrogen. De trots van Assyrië zal worden neergehaald en de scepter van Egypte zal verwijderd worden.
v12 Ik zal hen machtig maken in Jahweh en in Zijn Naam zullen zij wandelen, luidt het woord van Jahweh.
Vers 10: Veel verklaarders zien in deze tekst de terugkeer van Joden uit Egypte, na de verwoesting van Jeruzalem in 70 na Christus. Anderen spreken van een geleidelijke terugkeer onder Ezra en Nehemia – eeuwen eerder. Dit wordt echter op geen enkele wijze in de Bijbel gesteund. Het gaat in de verzen hiervoor niet over Juda (de twee stammen), maar over de tien stammen van Israël. Bovendien heeft de context ons geleerd dat gesproken wordt over de Eindtijd – de laatste periode van de Grote Verdrukking.
De terugkomst van Israël wordt hier vergeleken met de exodus uit Egypte, onder Mozes, toen God grote wonderen deed. Dit herhaalt zich dus weer in de Eindtijd.
die uit Assyrië vergaderen – In voorgaande hoofdstukken hebben we gezien dat Zacharia, als een volk aangeduid moet worden, nogal eens gebruik maakt van vervangende benamingen. Zo wordt Israël Efraïm genoemd of Jozef en de Filistijnen Ekron. Zo moeten we ook naar dit vers kijken. Het is waarschijnlijk dat Vers 10a dient als identificatie. Mijns inziens staat de uitdrukking die uit Assyrië voor het volk dat door Assyrië werd weggevoerd en dat zijn uiteraard de tien stammen van Israël.
en hen brengen naar het land van Gilead en de Libanon – Deze tekst zegt iets over de uitgestrektheid van het toekomstige land Kanaän, dat veel omvangrijker zal zijn dan het bescheiden stukje land ten tijde van Zacharia of zelfs de wat grotere omvang van het heden (Lees: Zacharia 11:1, 2 en 3). Ezechiël 48:1-6 handelt over de toewijzing van de stammen in het noorden van Israël en het gebied daarboven, Libanon, Zuid-Syrië en Gilead. Dat zijn de stammen Dan, Aser, Naftali Manasse en Efraïm. In het kernland van Israël – zoals we het nu kennen, inclusief de Westbank is kennelijk geen plaats genoeg om alle twaalf stammen te huisvesten. Vandaar de uitbreiding noordelijk en noordoostelijk van het huidige Israël.
Vers 11: Nemen we letterlijk wat er staat, dan zal een deel van Israël over de Middellandse zee (of wellicht een andere zee) terugkeren om aan hun verdrukking te ontsnappen. De zee echter (of zeeën, dat kan ook) zal dan rustig zijn; omdat de Here God het gebiedt.
We dienen ons te realiseren dat in het laatste der dagen de oceanen door geweldige aardbevingen sterk in beroering gebracht zullen worden, waardoor ze waarschijnlijk niet meer bevaarbaar zullen zijn. Tegen die achtergrond gaat dit tekstdeel leven.
Dan zullen de alle diepten van de grote waterlopen opdrogen – In Zacharia 13 en 14 wordt gesproken over het opheffen van de slenk (dal) van de Jordaanvallei, waardoor deze boven zeeniveau komt te leggen. Dan zal de Dode Zee leegstromen in de Rode Zee. De slenk van de Jordaan is onderdeel van een breuk in de aardkorst die tot ver in Ethiopië doorloopt. Deze kruist ook de Nijl. De verschuiving van de aardschollen zal waarschijnlijk de Nijl een andere loop geven, waardoor deze in Egypte zal opdrogen. Er staat waterlopen – meervoud – dus worden meer rivieren bedoeld.
De trots van Assyrië – De trots van Assyrië kan maar op twee zaken zien. Het eerste is hun leger, want Assyrië was een zeer oorlogszuchtige staat, waar militairen hoog aanzien genoten. Echter dat dit een rol speelt in de Eindtijd is onwaarschijnlijk. De tweede is de grote rivier de Eufraat (wellicht ook de Tigris). Dat waren de levensaders van dat land. Gezien het feit dat de Eufraat wordt afgesneden, is de tweede verklaring te prefereren.
en de scepter van Egypte zal verdwijnen – Dit kan niet anders gelezen worden als het verdwijnen van Egypte als zelfstandige natie. Daarover spreekt Jesaja 19:15 (NBG):
En Egypte zal geen werk hebben, dat door kop of staart, palmtak of riet, zou kunnen gedaan worden.
Dit is een matige vertaling. Er staat in de grondtekst 1):
En het zal niet meer geschieden dat Egypte nog enig werk tot stand zal brengen; kop noch staart (de
vorm van het land Egypte – kop is de delta, staart de lintbebouwing langs de Nijl), palmtak noch riet (alle begroeiing verdwijnt omdat de Nijl droogvalt).
Vers 12: In deze zin staat meer, dan op het eerste gezicht lijkt, want er wordt niet alleen voorzegd dat God zelf Israël zal leiden, waardoor het onverslaanbaar wordt (machtig). Er wordt tevens geprofeteerd dat Israël dan (eindelijk) in Gods wegen zal wandelen. Dus ook hier is duidelijk sprake van onvervulde Messiaanse profetie. Ook Micha 4:5 getuigt over die omwenteling:
Want alle volkeren wandelen elk in de naam van zijn god, maar wij zullen wandelen in de naam van de HERE, onze God, voor altoos en immer.
__________________________________________________________________________________________________________________________________________
De Bijbel kent twee grote waterlopen (vers 11) of machtige rivieren. Dat zijn de Nijl en de Eufraat.
De Jordaanvallei is een zogenaamd breukdal dat is ontstaan door tektonische bewegingen van de aardkorst. Het dal vormt de noordelijke uitloper van de breuklijn tussen de Afrikaanse en Arabische aardschollen. Die breukrand loopt via de Dode Zee en de Golf van Akaba tot in Afrika door. Op één van die breukranden ligt de Olijfberg. Geologen verwachten daar, vroeg of laat, een grote aardbeving en Zacharia 14:4 spreekt daarvan. Deze zal plaatsvinden in de Eindtijd en de Olijfberg in twee delen splitsen tot een grote kloof.
Als gevolg van die aardbeving zal het niveau van de Dode Zee omhoog komen, waardoor deze in de Rode Zee zal leeglopen; Ezechiël 47:8 (HSV):
Hij zei tegen mij: Dit water stroomt weg naar het oostelijke gebied en stroomt in de Vlakte naar beneden en komt in de zee. In de zee uitgestort, wordt het water gezond.
Hier moeten we enige verbeteringen aanbrengen. De Hebreeuwse grondtekst zegt:
Daarop zei hij tot mij: Deze, daartoe bestemde waterstroom, die afvloeit naar de oostelijke landstreek, daalt af in de Arabah, gaat dan de (Dode) Zee binnen en gaat verder naar de (Rode) Zee, waar hij uitmondt. Dan zullen de wateren geheeld worden.
De genoemde breukrand kruist ook de Nijl in Afrika. Het is dus aannemelijk dat de grote aardbeving de Nijl een andere loop zal geven en dat het Egyptische deel zal droogvallen.
Deze ongewone exegese zal wellicht bij lezers de vraag doen opkomen: Is die stelling te onderbouwen? Zeker, want de Bijbel spreekt er op meer plaatsen over; zoals in Ezechiël 30:12 (HSV):
Ik zal de rivieren (van Egypte; Ezechiël 10:10 en 13) droogleggen en het land overleveren in de hand van kwaaddoeners. Ik zal het land en al wat het bevat, verwoesten door de hand van vreemden. Ík, de HEERE, heb gesproken. Maar ook in Jesaja 19:5-7 (HSV):
Het water uit de zee zal opdrogen, en de rivier zal verzanden en droogvallen. De rivierarmen gaan stinken; het water in de rivieren van Egypte zakt, ze vallen droog. Het riet en de biezen verwelken. De papyrusplanten langs de Nijl, aan de monding van de Nijl en alles wat ingezaaid is langs de Nijl, zullen verdorren, verwaaien; en het zal er niet meer zijn.
En in Jesaja 37:23 en 25b (NBG)*:
Wien hebt gij gehoond en gelasterd en tegen wien de stem verheven en uw ogen trots opgeslagen? Tegen de Heilige Israëls! Ik leg met mijn voetzool alle Nijlarmen van Egypte droog.
* De HSV leest in plaats van Nijlarmen: belegerde plaatsen, wat niet conform de grondtekst is.
Een tweede breukrand – die tussen de Eurazische en Arabische aardschol – kruist de rivier de Eufraat. Ook de rivier de Eufraat droogt op; Openbaring 16:12 (NBG):
En de zesde (engel) goot zijn schaal uit op de grote rivier, de Eufraat, en zijn water droogde op, zodat de weg bereid werd voor de koningen, die van de opgang der zon komen.
Deze profetie beschrijft de gevolgen van een zware aardbeving die de rivier ergens in Noord-Irak of Syrië blokkeert en deze een andere loop geeft. Jesaja 11:15b (HSV) spreekt erover:
en Hij zal Zijn hand opheffen tegen de rivier de Eufraat door Zijn sterke wind. Hij zal haar uiteen- slaan in zeven stromen, en maken dat men er met zijn schoenen doorheen kan gaan.
Is dit dezelfde aardbeving als die de Olijfberg treft? Waarschijnlijk niet. De aardbeving die de Eufraat doet opdrogen geschiedt ruim vóór Harmageddon, want de koningen uit het oosten moeten dan nog ‘verzameld’ worden. De aardbeving die de Olijfberg splijt, vindt plaats rond de wederkomst van Christus, enige weken daarna.
(Weerd, Ezechiël II, pagina 172 / Weerd, Jesaja 1, pagina 582-583)
Terug naar overzicht