2019 - Jesaja deel 2, aflevering 18: Jesaja 64 en 65

vrijdag 03 mei

Jesaja 64:1-11 Gebed van Christus voor Zijn Volk (vervolg)

Het gebed van Jezus (als Middellaar voor het volk Israël) in Jesaja 63:15-19 wordt hier voortgezet.

 

2: Gelijk het vuur zijn tol eiste en de wateren door vuur verhit werden, ten einde Uw naam bekend te maken aan Uw tegenstanders, beefden de heidenvolken voor Uw aangezicht.

Ook Openbaring 8:5-10, 9:18 en 16:8 getuigt ervan. Openbaring 8:7-8 zegt dat een verwoestend vuur wordt neergeworpen op de aarde, waardoor een derde deel van de bomen en al het gras verbrandt en een vlammende berg in de zee stort – en het derde deel van de zee werd bloed.

De uitdrukking Uw naam bekend te maken aan Uw tegenstanders is een eufemisme voor de harde confrontatie tussen Jahweh en de mensheid die ten diepste tot doel heeft om Gods almacht te tonen. Dan zullen de heidenvolken inderdaad voor Gods aangezicht beven.

3: In ons handelen voor U deden wij verschrikkelijke dingen, die wij niet voorzagen. U daalde neer en de bergen zijn voor Uw aangezicht uitgebarsten.

Jezus spreekt nog steeds als Middelaar voor Israël. Verschrikkelijke dingen wijst op het verbond dat Israël met de Antichrist zal sluiten. Welke misdaden dat zijn zegt Hij niet. In Jesaja 63:19b spreekt Jezus over de voorwaarde tot herstel van de tempeldienst. Dat gebeurt als Jahweh nederdaalt en het oordeel over de wereld voltrekt. Hier is Hij reeds neergedaald en het oordeel is voltrokken.

4: Geen oog zag de Elohim behalve U; sinds lange tijd werden zij niet gehoord, noch gaven zij gehoor. Zij zullen handelen namens hen die vurig verwachten en ten behoeve van Hem.

De laatste keer dat de Elohim (aartsengelen) van zich lieten horen, was bij de geboorte van Jezus (Gabriël) en bij zijn opstanding (de twee aartsengelen bij het graf en Zijn hemelvaart). Tijdens  De Grote Verdrukking zijn de zeven aartsengelen de uitvoerders van de oordelen van God. Als die voorbij zijn en Jezus wederkomt op de Olijfberg, staan de Zeven Hem bij. Zij zullen handelen namens hen die vurig verwachten (het ware Israël) en ten behoeve van Hem (Jahweh).

5: U ontmoet hen met volmaakte vreugde en in het doen van gerechtigheid op Uw wegen zullen zij U gedenken. Maar zie, Gij – gij was bitter vertoornd, want wij zondigden daarop lange tijd, maar wij zullen worden gered.

Jahweh (U) treed Israël (hen) tegemoet met volmaakte vreugde. Dat is het komende heil. Het gebed van Jezus gaat nu over in schuldbelijdenis. De lange tijd ziet op de periode vanaf de breuk in het Sinaïtische Verbond (die heden al vele eeuwen duurt) tot het moment van bekering, aan het einde van De Grote Verdrukking. Dan zal God zich in genade tot Israël keren en haar tot bruid nemen in getrouwheid (Hosea 2:18-19*) en zo zal het ware Israël worden gered. * Weerd, De Profeet Hosea.

6: Het geschiedde dat wij allen als een onreine werden, ja alsof getuigenissen daarvan al onze rechtvaardige daden bedekten. Wij allen verwelkten als een blad en onze ongerechtigheden vaagden ons weg als bladeren door de wind.

Het woord tâmê? (onreinheid) maakt scheiding tussen een mens en Jahweh. Het duidt een bevlekt zijn met het karkas van een onrein dier (als in Leviticus 5:2), met bloed (Leviticus 15:25 en 17:14-16) of een besmettelijke ziekte (Leviticus 13:25, 45 en 15:2). In alle gevallen is sprake van contact met de dood. En dat is precies waar het verbond met de Antichrist toe leidt: een verbond met Satan en dus een contract met de dood. Niet alleen van het lichaam, ook van de geest.

Als een groot deel van het volk Israël het teken van het beest aanvaardt, zal het zich aldus aan de kant van Satan scharen. Dat leidt tot een splitsing in een gelovig en een onrein volk. Het onreine deel (Jakob genoemd) zal, evenals de Antichrist, de vlucht nemen als het rijk van de Antichrist instort en heel het onreine deel van Israël zal omkomen. De gelovigen worden door God bewaard.

7: Er is niemand die Uw Naam aanroept of die zich inspant om U vast te houden, want U hebt uw aangezicht voor ons verborgen. U liet ons wegkwijnen in de greep van onze ongerechtigheden.

Die Uw Naam aanroept duidt op openbare kerkdiensten, diensten in synagogen of van welke aard

ook waar God groot gemaakt wordt. Dat zal wereldwijd verboden worden op straffe van de dood. Dat is nog nooit eerder gebeurd en het is daarmee de zoveelste aanwijzing dat de profetie over De Grote Verdrukking spreekt. Dan heeft God inderdaad zijn aangezicht verborgen.

8: Maar voortaan, o Jahweh, bent u onze Vader. Wij zijn de klei en U bent Degene die ons vormde en wij allen zijn het werk van Uw handen.

Het woord voortaan luidt een nieuw tijdperk in. Want door Jezus als Heiland aan te nemen, valt de vaderrelatie met Jahweh – tot dan exclusief voor de Gemeente – ‘in Christus’ ook het volk Israël toe. En in Christus biedt Israël zich aan om ‘gevormd’ te worden naar Gods wensen. Met deze uitspraak van Jezus komt de profetie van Paulus volledig tot vervulling (Romeinen 11:17-21).

9: Wees niet al te vertoornd, o Jahweh en denk niet voor altijd aan de ongerechtigheid. Zie toch wat er gebeurt, zo bid ik U: neem dan notie van Uw volk; van ons allen!

Met vers 8 begint het slotdeel van het gebed van Jezus Christus voor Zijn volk. Hij vraagt om genade voor recht en legt het lot van Israël in Gods hand. Opvallend is dat Hij over het gehele volk spreekt en dat kan ook, want op dat moment is het kwade deel van Israël reeds omgekomen en is het ware Israël overgebleven. Dus kan Jezus uit naam van heel het volk Israël spreken.

10: Uw heilige steden zijn tot een wildernis vervallen, Sion tot een woeste plaats en Jeruzalem is een woestenij.

Nooit eerder werden de steden van Israël heilig genoemd. De profetie kunnen we daarom alleen maar in de Eindtijd plaatsen, als Jahweh het land Kanaän als zijn bezit claimt en Jezus Christus zijn stadhouder wordt. Uit vers 9 komt een beeld van een gehavend land naar voren. Gezien de oordelen, die kort daarvoor over de wereld trokken, de opstand van voormalige bondgenoten van de Antichrist en de opmars van het leger van Gog uit Magog, is dat niet verrassend.

11: Ons heilig Huis dat onze glorie is, waar onze vaderen U loofden, is door brand beschadigd en alles wat ons dierbaar was, is verwoest.

Er is geen twijfel over, dat met het heilig huis de derde tempel wordt bedoeld. Die is er heden nog niet, maar wordt beslist nog gebouwd. De rest van vers 10 spreekt voor zich.

12: O Jahweh, zult U Zich na dit alles nog inhouden? Zult U blijven zwijgen en ons boven mate straffen?

Het is alsof Jezus zijn Vader aanspoort om de volgende stap te doen en dat is om weer in de tempel te gaan wonen, want pas dan kan het Messiaanse Rijk beginnen.

______________________________________________________________________________________________

Jesaja 65:1-16 Het Grote Schisma

1a: Ik liet Mij opzoeken, maar zij wilden Mij niet raadplegen. Ik liet Mij vinden, maar zij wilden Mij niet zoeken.

God wijst nu op de tijd dat Hij nog in de tempel woonde. Dat begon tijdens de regering van koning Salomo en eindigde toen de Heerlijkheid van Jahweh de tempel verliet. Salomo begon godvruchtig en zijn volk met hem. Maar de dienst aan God verviel tot een vormendienst en het volk aanbad in toenemende mate allerlei afgoden. Men bezocht de tempel nog wel uit gewoonte, maar raadpleegde Jahweh niet meer. Slechts een minderheid hield het ware geloof nog in stand. Desondanks verdroeg Jahweh de zonden van Israël en liet Hij zich vinden, maar zij wilden Mij niet zoeken.

1b: Ik zei: Zie Mij toch; merk Mij toch op! Roept soms een heidense god in Mijn Naam?

De profetie wijst in eerste instantie op de oude tijd en heeft een toon van vertwijfeling. Heidense goden zijn stom en kunnen niet roepen. Toch koos Israël voor de afgoden en brak zo het verbond. Toen Jahweh de tempel verliet, zorgde Hij voor profeten die de weg naar Hem onderwezen. God kon niet meer rechtstreeks geraadpleegd worden, maar dat hoefde ook niet. Hadden de Joden niet de wet en de profeten? (Lucas 16:29). Toen dat niet hielp, stuurde Jahweh zijn zoon om zijn woord kracht bij te zetten en Gods Raad te vervullen (Mattheüs 5:17-19).

2: Ik heb elke dag Mijn handen uitgestrekt naar een opstandig volk dat de goede weg niet bewandelde, maar zijn eigen denkbeelden volgde.

Zolang God nog in de tempel woonde, was de weg naar een herstel van het rijk van Salomo open. Nationale bekering leidt namelijk altijd tot een positieve respons van God. Die bekering bleef uit. Toen stuurde God zijn Zoon, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen (Johannes 1:11). In plaats van een nationale bekering werd de Messias afgewezen en gedood; Mattheüs 21:43 HSV: Daarom zeg Ik u dat het Koninkrijk van God van u (Israël) weggenomen zal worden en aan een volk gegeven (de Gemeente van Christus) dat de vruchten ervan voortbrengt.

3: Hét volk dat voortdurend Mijn koesterende nabijheid tergde voor Mijn aangezicht; dat in tuinen offerde en wierook brandde op bakstenen.

De nabijheid wijst op de tempel, waar God woonde en koesteren ziet op Gods liefde voor Israël. Maar het verliet Hem, offerde de afgoden en zo tergde Israël God voor Zijn aangezicht.

4: Die zich in graftombes ophouden en daar een wake houden gedurende de nacht. Die het vlees van een wild zwijn eten en gruwelijke dingen afscheuren voor hun kookpotten.

Het eten van zwijnenvlees is verbonden aan riten als necromantie, dus het oproepen van geesten uit de onderwereld en dat had God streng verboden. We vinden hier drie overtredingen die in Israël tot onreinheid leiden: varkensvlees, verblijf in een graftombe en occultisme, wat wijst op een bewuste handelswijze om God te krenken en Satan te dienen. Dat overstijgt de zonden van Israël in het verleden, dus springt de profetie naar de Eindtijd, want occultisme zal dan de aarde overspoelen.

5: Die zeggen: Nader tot uw god; die god is mijn innerlijke drijfveer; ik ben dus heilig voor  u. Deze zijn rook in Mijn neusgaten van een verterend vuur, heel de dag.

Bedrijvers van occultisme (Die zeggen) nodigen anderen uit om zich ook tot verboden geesten te wenden. Occultisme en satanisme zijn twee loten aan dezelfde stam. Een mens zet daarmee de stap naar het pure kwaad en zo zijn we aangeland bij Openbaring 13:15-18. Want iemand die het getal van het beest aanvaardt, levert zich over aan Satan. Dat wordt bevestigd met de woorden: die god is mijn innerlijke drijfveer. Het getal 666 wordt dus tot een teken van heiligheid van een valse god.

Satanisme is de ergste vorm van afgoderij en dat wekt Gods woede op. Zo wordt het Noachitische Verbond verbroken en een verterend vuur opgewekt en daarmee barsten de oordelen Gods los. 

6: Zie toch, het staat geschreven voor Mijn aangezicht: Ik zal niet zwijgen. Want indien Mij genoegdoening wordt gedaan, dan zal vergelding op hun boezem neerdalen.

7: Uw ongerechtigheden en de ongerechtigheid van uw vaderen – die samen, zo zegt Jahweh; - dat zij wierook gebrand hebben op de bergen en Mij op de heuvels gehoond hebben; - Nogmaals: Ik zal hun voormalige werken toemeten aan hun boezem.

God is Zichzelf tot wet. Hij zal niet zwijgen want er staat geschreven voor Mijn aangezicht: Gij zult de Here, uw God, niet verzoeken (Deuteronomium 6:16). Bij Massa en Meriba ging het om de vraag: Is de HEERE nu in ons midden of niet? (Exodus 17:7 HSV). Daar gaat het in de Eindtijd ook om. Satan en zijn volgelingen betwisten God het eigendomsrecht van de aarde. Jahweh wordt niet door individuen uitgedaagd, maar door de gehele wereld, Zijn eigendom (Psalm 24:1).

 Voor vers 8-10 en een veel uitgebreider exegese verwijzen we naar: Weerd, De Profeet Jesaja, deel 2.

11: Maar al degenen van u die Jahweh verlaten hebben; die de nabijheid van de berg van Mijn heiligdom vergeten zijn; die ten behoeve van zelfsnijders een dis aanrichten en om het getal te vervullen zich vermengen;

12: U allen zal Ik bestemmen voor het zwaard en al de uwen zullen ter slachting neerbuigen. Want Ik riep, maar u antwoordde niet; Ik sprak maar u luisterde niet. Ook bedreef u het ultieme kwaad voor Mijn ogen en u koos niet wat Mij behaagde.

Scherp wordt het afvallig deel van Israël omschreven. Het heeft niet alleen Jahweh verlaten, maar afstand genomen van de Raad Gods die immers een terugkeer van Jahweh in de tempel belooft; van nationaal herstel. Zij lopen over naar de Antichrist, zoals blijkt in vers 11b.

Zelfsnijders zijn priesters die zichzelf verminken tijdens een afgodische rite (1 Koningen 18:28). In de Eindtijd mogen we verwachten dat iets dergelijks ook dan zal plaatsvinden. Wat de vervulling om het getal is, weten we niet zeker. Maar het ligt zeer voor de hand hierbij aan het getal van het beest te denken – 666 (Openbaring 13:16-18) – waardoor zij zich vermengen met dienaren van de Antichrist (dus van Satan) en zo definitief van God afgesneden worden.

 

13           Ten behoeve van het recht voornoemd, zo zegt de Soeverein Jahweh: Zie hen, Mijn dienaren! Zij zullen eten, maar u zult honger lijden. Zie hen, Mijn dienaren! Zij zullen drinken, maar u zult dorst lijden. Zie hen, Mijn dienaren! Zij zullen verblijd zijn, maar u zult beschaamd staan.

14           Zie hen, Mijn dienaren! Zij zullen luid zingen uit de blijdschap van hun hart; maar ú allen, ja u zult het uitschreeuwen vanwege de smart van uw hart en in gebrokenheid van geest weeklagen.

Dat recht is mishpat; het rechtmatig oordeel, maar dat is een tweesnijdend zwaard; ten zegen voor

hen die God dienen, maar tot verderf voor zijn vijanden. De tekst spreekt verder voor zich.

 

15            Gij zult uw naam nalaten om te dienen als een eed ten behoeve van Mijn uitverkorenen en de  Soeverein Jahweh zal u doden. Maar voor zijn dienaren zal Hij een andere naam afkondigen.

Vers 12a wordt hier nog eens bevestigd: de  Soeverein Jahweh zal u doden.

  De bevolking van het Messiaanse Rijk zal de ondergang van het deel van Israël, dat Satan volgde, het liefst maar gauw willen vergeten, maar dat staat Jahweh niet toe. Hun naam (reputatie) blijft in herinnering als een eed ten behoeve van Mijn uitverkorenen; een heilige eed opdat dit nooit meer zal voorkomen. 

De gelovige (dienaren) ontvangt een andere naam; Openbaring 2:17 (HSV) spreekt daarover: en Ik zal hem een witte steen geven met op die steen een nieuwe naam geschreven, die niemand kent dan wie hem ontvangt. Hoewel Openbaring 2 over de Gemeente van Christus spreekt en Jesaja over het Messiaanse Rijk, geldt de nieuwe naam voor beide. Elke gelovige ontvangt een witte steen met zijn naam erop. Het is een bewijs van vrijspraak door de hemelse rechtbank. Vrijwaring noemen we dat en daarom komen zij niet in het Grote Oordeel voor de witte troon, want ook zij zijn van Christus.

 

We springen nu naar vers 17-25.

17            Waarlijk: zie Mij aan! Die nieuwe hemelen schept en een nieuwe aarde. Dan zullen zij aan wat voorheen was niet meer denken, noch zal het nog opkomen in hun hart.

Jahweh schept nieuwe hemelen (of hemelrond) en een nieuwe aarde. Het nieuwe wijst vooral op de Shalom die op de aarde zal nederdalen en dat duidt uiteraard op het Messiaanse Rijk. Dat werpt een groot contrast op met de verschrikkingen van het verleden, maar dat trauma zal onder de regering van de Messias verdwijnen (Jesaja 61:2c en 3); het zal niet meer opkomen in hun hart.

 

18        Dientengevolge zult u zich verheugen en juichen in komende tijden, terwijl de ‘Ik ben’ zal scheppen. Waarlijk, zie Mij aan: Die een toegenegen Jeruzalem vreugde toebereidt en haar bevolking blijdschap.

19           En Ik zal vol vreugde in Jeruzalem verblijven en Mij verheugen over Mijn volk. Geen weeklagen of geween zal daar meer gehoord worden.

20        Nooit meer zal nog een zuigeling van weinige dagen bekend worden of een oudste die zijn dagen niet geheel vervult. Waarlijk, een jongeman die honderd wordt en in dat jaar sterft, omdat hij ernstig zondigde, die honderdjarige zal in dat jaar vervloekt worden.

21        Zij zullen huizen bouwen en die bewonen; wijngaarden planten en de vrucht daarvan nuttigen.

22       Zij zullen niet bouwen, opdat een ander het zal bewonen; zij zullen niet planten, opdat een ander het zal eten. Waarlijk, de dagen van Mijn volk zullen als de dagen van De Boom zijn en Mijn uitverkorenen zullen zelf van het werk van hun handen genieten.

23       Zij zullen niet vergeefs arbeiden, noch zullen zij onder acute dreiging baren. Want juist zij zijn het gezegende zaad van Jahweh en hun nakomelingen met hen.

24       En het zal geschieden dat de Ik Ben zal antwoorden, voordat zij zullen roepen; dat de Ik  Ben zal antwoorden, terwijl zij nog spreken.

25       Een wolf en een lam zullen tezamen weiden en een leeuw zal stro eten als het rund, maar een slang zal stof tot voedsel hebben. Men zal geen kwaad noch onheil stichten op heel Mijn heilige berg – zo spreekt Jahweh.

De schepping wordt aangepast aan Gods wensen. Dan zullen mens en dier in harmonie met elkaar leven. Is dan alles pais en vree? Neen, de aardse gelukzaligheid van het Messiaanse Rijk haalt niet het volmaakte niveau in de hemel, waar dan de Gemeente van Christus vertoeft. Mensen kunnen helaas nog steeds zondigen.

Een honderdjarige (die dan nog steeds een jongeman genoemd wordt! vs20) sterft omdat hij ernstig zondigde. Hij sterft niet door ziekte of ongeval, maar krijgt de doodstraf. Hij wordt daarom een vervloekte genoemd. Zacharia 5:3-4 (HSV) spreekt daarover.

Wat De Boom vs22b voorstelt is niet zeker. Velen wijzen de olijfboom aan, omdat deze een leeftijd van duizend jaar bereikt, wat keurig past bij een duizendjarig rijk. Maar, het Hebreeuwse lidwoord ha (De) is benadrukkend. Dan denk je niet aan een boomsoort, zoals de olijfboom, maar aan Dé Boom. Zou dat de boom van kennis van goed en kwaad zijn (Genesis 2:16-17) of de levensboom die in de Hof van Eden stonden? Ik denk dat het de levensboom is.

Jahweh zal in alle noden van Zijn volk voorzien vs24 voordat zij zullen roepen. Jesaja 65 sluit met een prachtig panorama, dat geen toelichting behoeft.

Terug naar overzicht
2019 - Jesaja deel 2, aflevering 18: Jesaja 64 en 65