vrijdag 01 maart
Dit is een belangrijk hoofdstuk, waar we extra aandacht aan geven. Jezus wordt als de Dienaar van Jahweh aangesteld en daarmee wordt het fundament gelegd voor zijn eerste komst.
Toen het Sinaïtische Verbond brak, bleef Israël drager van de Gods belofte dat de Messias zou komen en eens het Messiaanse Rijk zou aanbreken. De brug daar naartoe was een collectieve bekering van het volk Israël. Maar, schuldverzoening is geen eenrichtingsverkeer dat bereikt wordt door bekering alleen. Er rest dan nog steeds een niet-gecompenseerde schuld die ook voldaan moet worden. Het Nieuwe Verbond (Berit Olam) – de sleutel tot het Messiaanse Rijk – kan pas in werking treden als de schuld van Israël verzoend is.
De term losser duidt op een naaste bloedverwant die zowel gerechtigd is wraak te nemen (in geval van moord/doodslag), als schuld te verzoenen die een schuldenaar heeft. In Israël was dat bij wet geregeld. De partij die schuld had, diende een beroep op de losser te doen om de schuldeiser af te laten kopen. Israël is niet in staat de schuld zelf te betalen. De eiser is God. Kan de schuldeiser zelf losser zijn? Neen, dat zou de rechtvaardigheid van God aantasten, want dat zou niet tot genoegdoening leiden en Hij is Zichzelf tot wet. Dus moet iemand anders in Zijn plaats optreden. Die moet dan wel door een bloedband zowel aan de schuldeiser verbonden zijn (anders kan hij niet voor Hem optreden), als aan de schuldenaar (anders kan hij geen losser zijn). Aan beide eisen voldoet Jezus Christus. Hij is de Zoon van God en kan daarom voor zijn Vader optreden. Maar,… die bloedband dan met de schuldenaar – Israël – waar halen we die vandaan? Die ontstaat als Israël Jezus aanneemt als Middellaar en zich bekeert (Zacharia 12:10-14). Zo ontstaat dezelfde band als die tussen een ware christen en Christus, want dan wordt de christen deel van Zijn lichaam (Romeinen 12:4-5). Dat Lichaam heeft de schuld met Zijn bloed op Golgotha betaald. Zo kan God toch tot Israël zeggen: Ik ben uw Losser (Jesaja 49:7 en 26).
1: Hoor toe, gij kustlanden en luister aandachtig gij verafgelegen naties: Jahweh heeft Mij uit de moederschoot geroepen. Nog voor mijn moeder Mij baarde kende Hij Mijn Naam.
In de Eindtijd, aan het einde van De Grote Verdrukking zal de aardbevolking sterk geslonken zijn. De overlevenden groepen samen in vruchtbare gebieden. Die liggen gewoonlijk aan meren, rivieren of aan een zee. Jesaja noemt dat kustlanden. Daarnaast is nog sprake van verafgelegen naties die wellicht minder geleden hebben onder de oordelen Gods, de Antichrist en de oorlogen van de Eindtijd. Tot die resterende aardbevolking wordt deze proclamatie gericht.
Wie is de spreker? Dat is Messias Jezus (Mij). Maar waarom dit bedekte taalgebruik? Waarom niet gewoon man en paard genoemd? Omdat de profetie gericht is tot de Gunstgenoten van God. Dat zijn zij die de profetie gelovig bestuderen. Het is dus niet aan iedereen gericht. Twijfelaars en ongelovigen zullen deze uitleg onzin vinden; wensdromen van een raar clubje mensen die de Bijbel ernstig nemen en profetie als een woordelijke boodschap van God zelf ziet. De komende verzen zullen bevestigen dat het inderdaad Messias Jezus is, die spreekt.
2: En Hij heeft Mijn mond tot een scherp zwaard gesteld. In de schaduw van Zijn hand verborg hij Mij. Hij stelde Mij tot een uitgelezen pijl. Hij heeft Mij verhuld in zijn pijlkoker.
Deze profetie wordt deels herhaald in Openbaring 1:16 HSV:
En Hij (Christus) had zeven sterren 1) in Zijn rechterhand en uit Zijn mond kwam een twee-snijdend scherp zwaard; en Zijn gezicht was zoals de zon schijnt in haar kracht.1) De zeven sterren zijn de zeven aartsengelen die Jahweh trouw gebleven zijn.
En in 2 Tessalonicenzen 2:8 (HSV), waar gesproken wordt over het doden van de Antichrist:
En dan zal de wetteloze (de Antichrist) geopenbaard worden. De Heere zal hem verteren door de Geest van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst;
Deze profetie spreekt niet over de lijdende Dienaar van God, maar over een machtige Jezus als:
Hij wederkomt om de aarde te richten en de heidenen (Gods vijanden) te hoeden met een ijzeren staf (Openbaring 12:5). Als deze profetie wordt uitgesproken is het nog niet zo ver. Dan is de macht van Jezus nog verhuld in Gods pijlkoker. De tijd is nog niet rijp. Gezien vanuit Jesaja, moet Jezus eerst nog geboren worden en lijden om onze zonde te verzoenen. Daarna, als de tijd van de heidenen vervuld is (Lucas 21:24), kan Hij als uitgelezen pijl voor God ingezet worden; dat is: kan Hij zijn macht ontplooien en zijn gerechte plaats als koning over deze wereld opeisen.
3: Toen zei Hij tot Mij: Gij zijt Mijn dienaar. In U zal Israël alle eer ontvangen.
Het woord Gij wijst natuurlijk op Jezus Christus. Als Jezus zijn bestemming vervult en koning van het Messiaanse Rijk is geworden, zal Israël verheven worden tot het meest gezegende volk op aarde; een uitverkoren volk dat rond Jeruzalem en de tempel zal wonen en Jahweh zal dienen. Dan zal Israël dankzij de Messias (in U) inderdaad alle eer ontvangen.
4a: Maar Ik, ja Ik heb vruchteloos gesproken. Ik spande Mij in zonder resultaat.
De Raad Gods is een wonderlijk fenomeen dat tijden en gelegenheden overspant. Want hier wordt profetisch over de eerste bediening van Jezus gesproken. Hij kwam in eerste instantie op aarde voor het volk Israël. Niet voor ons, dat kwam pas later; Mattheüs 10:5 en 6 HSV:
5: Deze twaalf zond Jezus uit en Hij gebood hun: U zult u niet op weg begeven naar de heidenen en u zult geen enkele stad van de Samaritanen binnengaan,
6: aar ga liever naar de verloren schapen van het huis van Israël.
Maar Zijn missie mislukte; was zonder resultaat. Mattheüs 23:37-39 (HSV):
37: Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt wie naar u toe gezonden zijn! Hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels; maar u hebt niet gewild!
38: Zie, uw huis wordt als een woestenij voor u achtergelaten.
39: ant Ik zeg u: U zult Mij van nu af aan niet zien, totdat u zegt: Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere!
De profetie van Jezus eindigt met een belofte die pas vervuld wordt als Israël zich bekeert en Jezus in de Eindtijd zijn tweede intocht houdt in Jeruzalem. Pas dan zal het volk Israël zijn Heiland weer zien en daarmee begint tevens het Messiaanse Rijk.
4b: Met een zucht eindigde mijn kracht. Waarlijk, mijn rechtmatig oordeel is geheel en al aan Jahweh en het werk van Mij is aan mijn God toegewijd.
Jezus werd gekruisigd en stierf – Met een zucht eindigde mijn kracht (= Johannes 19:30 Hij boog het hoofd en gaf de geest = blies de laatste adem/zucht uit). Hij viel onder het rechtmatig oordeel van God. Dat oordeel was eigenlijk voor de mens bestemd, maar die kan dat niet dragen. Zo werd de laatste belemmering tot God, de zondeschuld, door Jezus weggenomen voor wie in Hem geloven en kan Hij met recht zeggen: het werk van Mij is aan mijn God toegewijd.
5: Maar nu zegt Jahweh – Die Mij vanaf de moederschoot vormde als Dienaar van Hem om Jakob tot Hem terug te brengen –: Israël zal niet verenigd worden, maar Ik zal toch eer ontvangen in de ogen van Jahweh, want mijn God is mijn sterkte.
Dit is een belangrijke uitspraak: Israël zal niet herenigd worden. Daarmee verwijst Jahweh naar de breuk in het Sinaïtische verbond die aan het einde van de Babylonische Ballingschap geheeld had moeten worden. Dat gebeurde niet, omdat maar een klein deel van Israël gehoor gaf aan de oproep om naar Kanaän terug te gaan. Zo ging een aanbod van genade voorbij. In de ogen van de Dienaar is dat een mislukking. Ondanks dat zal Christus toch eer ontvangen. Dat wijst op Zijn inspanning tijdens zijn leven op aarde en zijn dood, waarmee Hij de zondeschuld wegnam van een ieder die in Hem gelooft.
6: Voorts zei Hij: Wat U overkomt is te gering voor Mij – dat de Dienaar het geheel van de stammen van Jakob opricht en die behouden zijn van Israël terugbrengt. Ik stel u tot een licht voor de heidenen om Mijn heil tot aan het einde van de aarde te brengen.
Ook dit is een belangrijke uitspraak van Jahweh (Hij), want daarmee wordt het fundament voor de Gemeente van Christus gelegd. De taak van de Messias-Dienaar wordt uitgebreid. Waarom?... Omdat God tekortgedaan wordt (te gering voor Mij). Hij ziet uit naar mensen die Hem liefhebben en dienen. Die had Israël Hem moeten ‘leveren’ en als proseliet hadden heidenen daarin moeten delen. Dat gebeurde niet, omdat het volk Israël van God afweek en zich tot de afgoden keerde. Toch blijft de Messias-Dienaar zich inspannen voor de wederoprichting van de stammen van Jakob (alle stammen van Israël) en Zijn taak om het ware Israël naar het beloofde land te voeren. De opdracht van Messias Jezus wordt uitgebreid. Hij wordt aangesteld tot een licht voor de heidenen (= niet-Joden). Dat stoot Israël niet van zijn bevoorrechte plaats – eerst de Jood en dan de Griek zegt Romeinen 1:16. Toch is dat een ingrijpende wijziging van de Raad Gods. Tot op dat moment was het volk Israël het exclusieve ‘voertuig van het heil’. Toen kon een heiden alleen via assimilatie met Israël dat heil verwerven. Jahweh geeft nu opdracht aan de Messias-Dienaar om een tweede weg tot God te openen: de Gemeente van Christus. Die wordt niet beperkt tot slechts één volk, maar geldt in principe de gehele wereld (tot aan het einde van de aarde).
7: Zo spreekt Jahweh – de Losser van Israël dat Hem heilig is – aangaande de verachte ziel die door de heiden vanwege de Dienaar verafschuwd wordt: Regerende Koningen zullen zien en opstaan, vorsten buigen zich neer ter wille van Jahweh Die getrouw is – de Heilige van Israël –, want Hij heeft u uitverkoren.
Dankzij jarenlange studie zijn meer details van de grondtekst aan het oppervlak gekomen. Als gevolg is deze profetie duidelijker geworden. Jahweh noemt zich Losser van Israël. Alleen het ware Israël kan gelost worden (de schuld verzoend), omdat dat deel tot bekering komt en Jezus aanneemt als verlosser. Het is daarom dat God (= Hem) het heilig noemt – wat natuurlijk nooit kan slaan op een Israël dat uit gelovigen en ongelovigen bestaat. Die Jahweh getrouwe Israëliet wordt tevens beschreven als de verachte ziel die door de heiden vanwege de Dienaar (Jezus) verafschuwd wordt. Die heiden (gôwy) is een collectieve aanduiding voor de heidenwereld. In de Eindtijd betreft dat een wereld die de Antichrist (Satan) volgt. De profetie spreekt dus over gelovigen die uit De Grote Verdrukking komen. Zij werden vervolgd, geminacht en gedood, omdat zij Jahweh en Jezus niet wilden afzweren en vasthielden aan het profetisch woord; dus Gods beloften (Jahweh Die getrouw is). Het is voor hen dat Regerende Koningen en vorsten opstaan en zich neerbuigen. Die eer komt hen ook toe, want Hij (God) heeft hen uitverkoren.
8: Zo zegt Jahweh: In de tijd van het welbehagen zal Ik u verhoren en in de dag van het heil zal Ik u helpen. Ik zal u behoeden en ik zal u omwille van het Verbond een verbonden volk geven om het land te herstellen en de verwoeste eigendommen in erfelijk bezit te doen nemen.
De tijd van het welbehagen is de periode van het Messiaanse Rijk. Dan zal Israël weer Gods volk zijn en zal Hij hen verhoren en helpen. Ook valt het onder de bescherming van Jahweh (Ik zal u behoeden). Dan volgt een eigenaardige zin: Ik zal omwille van het Verbond (dat is het Nieuwe Verbond – Berit Olam) u een verbonden volk geven. Dat laatste is echter volstrekte logica, want het Nieuwe Verbond kan alleen functioneren als alle twaalf stammen van Israël weer terug zijn en in broederlijke verbondenheid in het beloofde land zullen wonen. Israël wordt dus inderdaad weer een verbonden volk. Dan zullen alle verwoeste eigendommen in erfelijk bezit gegeven worden.
9: Om tot de gevangenen te zeggen: Kom tevoorschijn. En tot hen die in duisternis vertoeven: Bevrijd u! Langs wegen zullen zij weiden en op elke kale heuvel hun weidegrond vinden.
10: Zij zullen hongeren noch dorsten. De zinderende hitte of de zon zal hen niet deren, want hun Ontfermer zal hen leiden. Hij zal hen langs waterbronnen voeren.
Van de Godgetrouwe Israëlieten zullen zich, aan het einde van De Grote Verdrukking, nog velen in gevangenissen bevinden. Hun bewakers zullen beseffen dat een nieuwe tijd is aangebroken. Zij zullen de cellen openzetten om te voorkomen dat de toorn van God hen treft. De gevangenen zullen nauwelijks durven geloven dat zij vrij zijn, vandaar de oproep: bevrijd u!
De tweede groep aangesprokenen zijn zij die in duisternis vertoeven. Sommigen denken dan aan gelovigen die in het geheim hun geloof belijden. Maar, het woord duisternis is in dat kader altijd verbonden geweest met het niet kennen van God en/of Christus. Mensen die het licht van het evangelie niet zien. Dus zijn het wellicht Thoragetrouwe Joden die de Christus nog niet gevonden hebben. De duisternis wijst primair op het feit dat het volk Israël niet meer binnen het Sinaïtische Verbond leeft en een bedekking is opgelegd (2 Korintiërs 3:12-16). Secundair op De Grote Verdrukking die het volk Israël dan net achter de rug heeft, vóór de bekering van het ware Israël (Zacharia 12:10-14). Maar, er is nog een derde groep. De verloren tien stammen van Israël. Ook zij leven in de duisternis. Jesaja 9:1, Grondtekst:
Het volk dat in duisternis wandelde heeft een groot licht gezien. Over hen die verblijven in het land van de schaduw van de dood is een licht opgegaan.
Zo zullen van overal op de wereld Israëlieten de laatste Aaliyah naar het beloofde land beginnen.
21: Dan zult u in uw hart zeggen: Wie heeft heel dit alles voor mij verwekt, terwijl ik beroofd en onvruchtbaar was, verbannen en verdreven? En al deze: wie bracht die groot? – Zie mij aan! Ik, ja ik was overgebleven, ik alleen.* – Maar al deze: waarvandaan zijn zij?
De overlevenden van De Grote Verdrukking die voor hun bekering nog onvruchtbaar waren, verbannen en verdreven, zien nu al Gods beloften vervuld worden. Het brengt hen tot grote verbazing, want zij dachten dat ze alleen overgebleven waren. Blij verrast zien zij van overal op de wereld stromen Israëlieten naar Kanaän trekken - waarvandaan zijn zij?
Hier staan twee uitdrukkingen die tegengesteld zijn. De eerste – Ik zal Mijn hand opheffen – luidt een oordeel in over de heidenvolken die Israël belagen. De tweede – Ik zal mijn banier heffen – zegt dat God zich in de strijd werpt en zijn banier boven de verbonden volken opricht. Die volken zijn de twaalf stammen van Israël die na hun bekering het ware Israël vormen. Vanaf dat moment valt elke Israëliet onder de bescherming van Jahweh.
23: Het zal geschieden dat koningen uw verzorgers zullen zijn en hun vorstinnen uw voedsters. Zij zullen voor u hun gezicht ter aarde buigen en het stof van uw voeten likken. Dan zult u weten dat Ik Jahweh ben en dat die Mij hoopvol verwacht hebben, niet beschaamd worden.
Van een diep veracht volk wordt Israël opgeheven tot het meest geëerde volk op aarde, waar koningen voor buigen en waarvoor ieder volk zich uitput om hen zo goed mogelijk te begeleiden. Zo worden Gods kinderen in Zijn armen gesloten, zoals voorzegd.
24: Kan van een buit van de sterke Held afgenomen worden? Als een gevangene rechtvaardig is, zal hij dan ontkomen? 25 Want zo zegt Jahweh: Ook zullen de gevangenen door de sterke Held meegenomen worden en bevrijd uit de greep van de tiran en van al uw tegenstanders.
Gibbôwr (Sterke held) duidt op Jezus Christus. De buit die Hem toevalt, wordt gevormd door al degenen die om het geloof zijn vervolgd of gevangen gezet. De tiran is de Antichrist.
Over de buit van Christus is nog wel wat meer te zeggen. Want gelovigen, die Christus hebben aangenomen, zijn onderdeel van zijn Lichaam geworden. Zij worden in vers 25b Uw kinderen genoemd. En door Christus zijn zij ook kinderen van God geworden. Johannes 1:12 HSV:
Maar allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam (= Christus) geloven;
26: Ik, ja Ik zal een rechtsgeding voeren. En Ik, ja Ik zal uw kinderen verlossen. Ik zal al uw onderdrukkers met heel hun vlees doen verslinden. Zoals bij jonge wijn zullen zij dronken worden van hun eigen bloed. Dan zal heel de mensheid weten dat Ik Jahweh ben, uw redder en losser; de Machtige van Jakob.
Het rechtsgeding van Jahweh betreft twee ‘zaken’: 1. Het ware Israël leeft nog onder de schuld die door de breuk in het Sinaïtische Verbond is ontstaan. Die schuld moet verzoend worden en dat gebeurt door een rechtsgeding. De Losser is God via het bloed van Christus. Dus is de verzoening nu wel mogelijk. 2. De tweede rechtszaak betreft de heidenvolken die tegen God zijn opgestaan. Zij worden veroordeeld tot de dood. Daarover spreekt Zacharia 14:12-13:
En dit zal de plaag zijn waarmee de HEERE al de volken zal treffen die tegen Jeruzalem hebben gestreden: Hij zal ieders vlees, terwijl hij nog op zijn voeten staat, doen wegteren; de ogen van allen zullen wegteren in hun kassen en de tong van allen zal wegteren in hun mond.
Op die dag zal het geschieden dat er een grote, door de HEERE bewerkte, verwarring onder hen zal ontstaan, zodat zij elkaars hand zullen vastgrijpen en tegen elkaar de hand zullen opheffen.
De overeenkomsten tussen Jesaja 49:26 en Zacharia 14 zijn duidelijk en spreken voor zich.
Na het woeden van de Plaag is er geen tegenstand van betekenis meer over op aarde. Heel de wereld weet dan dat er een wereldregering is aangesteld op last van Jahweh, in Jeruzalem, en dat Jezus Christus koning wordt. Jahweh noemt zich dan de Machtige van Jakob, dus is er dan geen onderscheid meer tussen zondig Israël (voorheen Jakob genoemd) en een gelovig Israël. Die scheidslijn bestaat niet meer. Het zijn allen kinderen van de levende God geworden.
Terug naar overzicht