dinsdag 31 maart
In de komende uitzendingen bespreken we de Profeet Amos. Met hem als eerste zond God een nieuw type profeet naar de aarde. We noemden die: De Schrijvende Profeten. Om die verandering duidelijk te maken, gaan we eerste dieper in op het wezen van de profetie die zij verkondigen.
Antwoord: Spreken namens God. Een ieder die dat doet is dus een profeet. 2 Petrus 1:21 (NBV):
Want nooit is een profetie voortgekomen uit menselijk initiatief: mensen die namens God spraken werden daartoe altijd gedreven door de heilige Geest.
Profetie van God is het gevolg van de rechtstreekse inwerking van de Geest van God die de woorden bij de profeet inprentte. Hij spreekt dus met de mond van God!
God heeft in zijn eeuwig voornemen een plan met de mens en de wereld. Dit plan wordt in de Bijbel de Raad Gods genoemd. De profeten geven ons een blik in deze Raad; Amos 3:7
Zo doet God, de HEER, niets zonder dat hij zijn plan heeft onthuld aan zijn dienaren, de profeten.
De Raad Gods is eeuwig en verandert niet (Hebreeën 6:17). We hebben niet te maken met een wispelturige God die willekeurig van standpunt wisselt. Daarom moeten we alle profetie belichten tegen het grote einddoel. Dat doel wordt helder omschreven in Efeziërs 1:8b-10 (NBV):
Hij (God) heeft ons in al zijn wijsheid en inzicht dit mysterie onthuld: Zijn voornemen om met Christus de voltooiing van de tijd te verwezenlijken en Zijn besluit om alles in de hemel en op aarde onder één hoofd bijeen te brengen, onder Christus.
Zowel de hemel als de aarde worden dus aan Jezus Christus gegeven. Dat wordt werkelijkheid:
Na de dood van koning Salomo was Israël in twee delen uiteengevallen; Israël en Juda (1 Koningen 12:1-24). De scheiding was tegen Gods wil en luidde een periode van voortdurend afval in. Beide naties weken steeds verder af van God. Afgoden van omringde landen werden aanbeden, de dienst aan God verwaarloosd en de wet Gods terzijde gesteld.
Amos is de eerste van de schrijvende profeten. Hij trad op tijdens de regering van koning Jerobeam II. Toen kende het Tienstammenrijk, Israël, ogenschijnlijk grote materiële voorspoed. Maar, niet iedereen deelde in de welvaart. Een groot deel van de bevolking leefde in bittere armoede. In de maatschappij van die tijd stond alles in dienst van het succes; van persoonlijke zelfontplooiing en ongeremde zelfbevrediging. Wij noemen dat hedonisme en dat is ook het kenmerk van onze tijd.
De goddeloosheid van Israël en Juda was tijdens het optreden van Amos zo groot geworden dat daarmee een breuk tussen God en zijn volk ontstond: het einde van het Sinaïtische Verbond. Dat was eeuwen eerder op de berg Horeb gesloten. God had ervoor gezorgd dat zijn volk in een vruchtbaar land kwam te wonen en onder koning David en Salomo leek een ideale maatschappij aangebroken. Maar, het liep anders. Israël keerde zicht tot de afgoden en zo zette een lange periode van neergang in. Dat ging sluipenderwijs, maar daar neemt God geen genoegen mee. Het begin van het verbond was in grootse stijl begonnen (Exodus 19-40). Het einde laat Hij niet onopgemerkt voorbijgaan. Daarom stuurt God Amos, om dat einde aan te kondigen.
Amos krijgt ook opdracht om het volk Israël duidelijk te maken, dat het Sinaïtische verbond wel opgeheven moest worden. Om dat te illustreren, licht de profeet Amos de toenmalige maatschappij door tegen het licht van de wet Gods. Hij laat een paslood neer in de samenleving. De uitslag van dat onderzoek is treurig. Het maakt een rotte samenleving zichtbaar die geen bestaansrecht meer heeft. Het is mede daarom dat God het oordeel over Israël afkondigt.
Amos was geen profeet van professie. Hij woonde in Juda en was veehouder en vijgenkweker. Hij werd door God geroepen om Zijn woord in het noordelijke rijk Israël te verkondigen (Amos 7:14 en
15). Zijn bediening duurde maar kort, nauwelijks een jaar. Hij was een tijdgenoot van de profeten Hosea en Micha, hoewel die over een veel langere periode hun bediening uitoefenden. De woorden van Amos zijn actueel. Want wie het boek bestudeert zal steeds het gevoel krijgen dat hij over onze maatschappij spreekt. Dat hij over de hoofden van de Israëlieten heen het woord ook tot ons richt.
Er is een tweede reden, waarom Amos zo bijzonder is. Hij zette namelijk als eerste profeet na Mozes zijn woorden op schrift. Wij noemen die generatie ‘de schrijvende profeten’. Die verandering van profetische bediening had een doel. Tot dan toe waren de profeten gericht op hun eigen tijd; om Israël op het spoor van God te houden. Ze waren dus ‘de onderhoudstechnici’ van het oude verbond. De schrijvende profeten braken daarmee. Hun boodschap was geconcentreerd op twee hoofdpunten:
1. Zij kondigden het komende oordeel aan dat over Israël en Juda zou komen.
2. Maar, zij spraken ook van een toekomstig herstel van Israël; over een heilrijke toekomst. Dat lag echter ver in de toekomst verborgen, dus moesten de woorden van de profeten ook over langere termijn bewaard worden – dus beval God ze op te schrijven!
Gods woord, dat door de schrijvende profeten werd opgetekend, vormt de geestelijk bagage van Gods volk door de eeuwen heen, tot op de huidige dag. Ze vergezellen Israël op de lange weg naar het heil en houden het een zegenrijke toekomst voor. Dat betreft de komst van de Messias, het herstel van het Davidische koningschap en de vestiging van Het Messiaanse Rijk – ook voor ons nog toekomst.
De wijze waarop in deze studie de Bijbel verklaren, is sterk verbonden met het gezag die aan de Bijbel wordt toegeschreven. Dat gezag is, volgens mijn mening, absoluut waar het de profetenboeken betreft. Daarom houden we daar zo consequent de hand aan. Echter, die visie geldt niet de gehele Bijbel.
Voor de meeste christenen bestaat de Bijbel uit één hoofdboek, namelijk het Nieuwe Testament en een bijboek: het Oude Testament. De centrale thema’s van de evangelieverkondiging worden uit het Nieuwe Testament geput en, desgewenst, voorzien van een aanvullende verklaring uit het Oude Testament. Daar is op zich niets fout mee. Wel aan de wijze waarop het Oude Testament gebruikt wordt. Vaak worden namelijk op willekeurige wijze geïsoleerde verzen uit het Oude Testament getild en ingezet om eigen ideeën van aanvullend gezag te voorzien.
Voorgaande kijk op de Bijbel is heel anders dan de wijze waarop de apostelen te werk gingen. Zij hadden immers geen Nieuw Testament. Voor hen was het Oude Testament dé Bijbel en nergens blijkt uit hun geschriften dat zij die incompleet vonden. Dat geeft een sterke aanwijzing dat wij onze visie op de Bijbel moeten herzien. Dat we na zullen moeten gaan welk boek nu echt de basis vormt.
Gaan wij bij oude rabbinale geschriften te raad, dan onderscheidt men drie delen: de Thora*, de profeten en de geschriften. Het gezag van die drie blijkt te verschillen. Zo wordt de Thora heilig bevonden; tenminste, daar waar het uitspraken van God zelf betreft, vooral geconcentreerd in de wetten die Hij op de berg Horeb gaf. De geschiedkundige verhalen wegen echter minder zwaar.
Het gezag van de boeken van het Oude Testament, die we samenvatten onder de naam Geschriften, zoals Koningen, Kronieken, Hooglied en Prediker, is ook niet absoluut. Zij zijn ter lering, dat wel, maar staan in heiligheid vele treden onder de wet en de profeten. Het is dus niet zo vreemd dat juist de laatste twee door Jezus vaak worden genoemd (Mattheüs 5:17, 7:12, 11:13, 22:40, enz.).
* De vijf boeken van Mozes; Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium.
De profetenboeken van de Bijbel hebben bij de Joodse rabbi’s de hoogste status en vormen een soort verlengstuk van de Thora. Ze worden als een woordvoorwoord geciteerde boodschap van God gezien. Petrus deelde dus niets nieuws mee toen hij zei: 2 Petrus 1:19-21 (NBV):
Ons vertrouwen in de woorden van de profeten is alleen maar toegenomen. U doet er goed aan uw aandacht altijd daarop gericht te houden, als op een lamp die in een donkere ruimte schijnt, totdat de dag aanbreekt en de Morgenster opgaat in uw hart. Besef daarbij vooral dat geen enkele profetie uit de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat want nooit is een profetie voortgekomen uit menselijk initiatief: mensen die namens God spraken werden daartoe altijd gedreven door de heilige Geest.
Een zelfde, genuanceerde mening moeten we ook toepassen op het Nieuwe Testament. De evangelisten schreven een evangelie ‘naar de beschrijving van’. Dat is: zoals zij het zich herinnerden. Daarom zijn
ze ook onderling verschillend. Zelfs spreken ze elkaar, op ondergeschikte punten, in enkele gevallen
tegen! De Almachtige maakt echter geen fouten, dus is sprake van menselijke fouten.
Moeten we dan de evangeliën van het Nieuwe Testament als een puur menselijk geschrift zien? Dat weer niet. Het is zeker zo dat de auteurs door de Heilige Geest geïnspireerd werden. Daarin hadden zij echter een eigen verantwoordelijkheid en inbreng. Je zou het kunnen vergelijken met een boeiende preek. Daarin veronderstellen we inspiratie door de Heilige Geest. Zijn de uitspraken van de prediker daarmee onfeilbare woorden van God geworden. Neen toch?
We mogen dus niet elk woord uit de evangeliën op een goudschaaltje wegen, alsof iedere nuance van groot theologisch belang is. Interpreteren aan de hand van de profeten en de Thora is hier de rechte weg. De evangeliën werden namelijk wel door Gods Geest geïnspireerd echter niet gedicteerd, zoals de profetenboeken. Dat was ook niet nodig want Jezus Christus kwam niet om de Bijbel (dat was toen alleen het Oude Testament) aan te vullen of te veranderen, maar om die te vervullen (Mattheüs 5:17). Het ijkpunt is het Oude Testament. Daar vinden we het fundament en dat boek levert de gegevens om de evangeliën te verklaren.
De brieven van de apostel Paulus, die een belangrijk deel van het Nieuwe Testament vullen, zijn niet anders. Hij maakt zelf al onderscheid tussen zijn persoonlijke mening – waar men vanaf mag wijken – en zijn mening als rabbi en volgeling van Jezus Christus (wat het grootste deel van zijn brieven beslaat). Die mening is diep geworteld in het Oude Testament en ontleent daaraan z’n gezag. Dat gezag is niet absoluut vanuit de persoon, de apostel Paulus, maar wordt gedragen door het gezag van het Goddelijk woord (= het Oude Testament) dat hij toepast en uitlegt.
Wordt er in de brieven van Paulus dan niets nieuws aan het Oude Testament toegevoegd? Zeker wel, maar dat betreft maar een beperkt deel van de geschriften van de apostel. En als dat het geval is, dan wordt dat ook duidelijk door hem aangegeven. Bijvoorbeeld als Paulus geheimen van God meedeelt die de Gemeente van Christus aangaan (onder andere Romeinen 11:25 en 16:25, Korintiërs 2:7, 4:1 en 15:51). In al die gevallen is dan sprake van een boodschap van God (wijsheid Gods, geheimenissen Gods, enz.). Daarom is ook dat Goddelijke profetie! Op dat punt is dus onmiskenbaar sprake van een aanvulling van het Oude Testament.
Daarnaast is er nog een uitzondering. Die betreft een mededeling die van het grootste belang is voor de toekomst van de Gemeente van Christus. Dat is de opname van de Gemeente. De mededeling daarover wordt dan ook voorafgegaan door de volgende zin: Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: (1 Thessalonicenzen 4:15a) en dat verleent ook deze boodschap het hoogste, dus Goddelijke gezag!
Het is mijn vaste overtuiging dat God met één mond door verschillende profeten spreekt. Alle Bijbelse profetie is dan ook onderschikt aan dezelfde doestelling. De ‘eindhalte’ van de weg die de mensheid gaat, wordt duidelijk omschreven in Efeziërs 1:8b-10 – Het Koningschap van Christus. Om dat doel zichtbaar te maken wordt in mijn boeken een herkenbaar raamwerk over de profetie heen gelegd. Dat doet dienst als een soort werkschema dat vanuit het toenmalige ‘nu’ van de profeet naar het einddoel toewerkt. Dat is de komst van de Messias (Jezus Christus) en de stichting van het Messiaanse Rijk. Daarom worden steeds weer dwarsverbanden gelegd tussen profetenboeken om dat duidelijk te maken.
Met de beschreven manier van Bijbel verklaren neemt ik, volgens velen, een groot risico. Ik accepteer geen tegenstrijdigheden in Bijbelse profetie. Dus wat te doen als je die toch tegenkomt? Wel, daarop is een heel eenvoudig antwoord te geven: Ik kom ze niet tegen! Vanuit dit rotsvaste vertrouwen worden mijn boeken geschreven – tot nu toe tien delen – terwijl ik er nog eens drie hoopt te voltooien.
De letterlijke interpretatie van de Hebreeuwse grondtekst en de methode van Bijbeluitleg, die in mijn boeken toegepast worden, leiden wel tot verdieping van begrippen als schriftgetrouw en bijbelvast.
Als methode is Schrift met Schrift vergelijken zo bepaald geen loze kreet, maar hét correctie-instrument bij uitstek in al mijn bijbelverklaringen. Een dergelijke manier van exegese bedrijven vermindert tevens de dogmatische (lees menselijke) inbreng bij het verklaren van Gods Woord. Want een compromisloos volgen van de grondtekst van de Bijbel laat aanzienlijk minder speelruimte over voor exegeten en vertalers, dan de traditie op dit punt suggereert en in de praktijk voorkomt.
In De Verklaring van Amos is ervoor gekozen om de grondtekst naar de letter serieus te nemen. Dat betekent dat het achterhalen van de meest zuivere versie van die grondtekst daarom van groot belang is. Dat is gewoonlijk tevens de oudste en op dat punt is, dankzij de vondsten van vele, zeer oude, manuscripten, in de afgelopen decennia grote vooruitgang geboekt.
Deze studie is gebaseerd op een vertaling uit de Hebreeuwse grondtekst; de Codex Leningradensis.
Daarin is de letterlijke betekenis van de tekst onze basis, want God zelf heeft door Amos gesproken.
Daarmee krijgt de grondtekst het laatste woord en dat heeft tot gevolg dat onze teksten nogal eens afwijken van bestaande vertalingen, zoals de NBG-, HSV-, en NBV-vertaling.
Wij volgen de letterlijke betekenis van de Hebreeuwse grondtekst. Volgens die methode heeft de Bijbel altijd het laatste woord en dient de verklaring daarop aangepast te worden. Vandaar dat er – indien er twijfel over de betekenis bestaat – consequent gezocht wordt naar vergelijkbare teksten in de Bijbel, om van daaruit Gods woord te verklaren en/of toe te lichten. We noemen die methode ook wel: Schrift met Schrift vergelijken. Loopt we toch vast, dan wordt, zo nodig, besloten te accepteren dat er niet voor elke tekst een betrouwbare vertaling en/of verklaring is te geven.
De bestudering van het detail brengt de grootheid van het Bijbelgeschrift pas echt tot volle glans. De verzuchting van de schriftgetrouwe Jood, dat achter elke tekst zeven maal zeventig verklaringen liggen, duidt dus niet op een eindeloze variatie in exegese. In de zin, dat wit eventueel grijs en soms zelfs zwart zou kunnen zijn. Het geeft aan dat elke verdere bestudering en uitdieping van een Bijbeltekst nog meer aan het licht brengt, of – beter gezegd – toevoegt aan de verklaring. Op zich is dat logisch want God zelf is de auteur.
Het letterlijk volgen van de tekst is, als enige exegetische methode, in staat zichzelf te bewijzen. Daarin is het leidmotief dat ik van mening ben dat al Gods profeten in volledige overeenstemming met elkaar spreken. Hun Inspirator is immers één en dezelfde God? Juist in het detail van de grondtekst wordt dat duidelijk. Dan blijken er zulke frappante overeenkomsten met andere Bijbelgedeelten te bestaan, zowel in hetzelfde boek als in andere profetische boeken, dat er maar één conclusie mogelijk is. God zelf is de auteur. Of, om nog wat duidelijker te zijn:
Er bestaat geen methode van menselijke oorsprong, die verklaren kan, hoe tientallen verschillende schrijvers in een tijdsspanne van meer dan 1000 jaar tot een zo volmaakte harmonie en gedetailleerde overeenstemming konden komen, zonder dat daar het bestaan van God, als inspirator, als nadere verklaring aan wordt toegevoegd.
Dat is een solide bewijsgrond, dat ook van ongelovige zijde niet ongedaan gemaakt kan worden.
Daarin is de Bijbel volstrekt uniek. De Bijbel bewijst Zichzelf!
De diepste betekenis van de grondtekst en de dwarsverbanden met andere Bijbelgedeelten tonen de contouren van de Raad Gods (= het plan van God met deze wereld) en die is eeuwig. Dat houdt in, dat veel heilsfeiten, ook die van het persoonlijk handelen van belangrijke Godsgezanten, in een herkenbaar patroon passen. Dat herhaalt zich steeds weer, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament.
Zo zijn er duidelijke overeenkomsten tussen het leven van Jezus Christus en Jozef (de zoon van de aartsvader Jakob), maar ook tussen Jezus en Mozes. Ook dienen de oordelen, zoals beschreven in De Openbaring van Johannes, belicht te worden tegen bijvoorbeeld de tien plagen, die Mozes uit Gods naam Egypte oplegde (Exodus 7-12), omdat daartussen sterke parallellen zijn waar te nemen. We omschrijven dit verschijnsel met het woord typologie.
God is altijd dezelfde en zoals elke schrijver herkenbaar is aan zijn werk, is ook Gods heilsplan herkenbaar aan Zijn woorden en daden. Zo speuren we naar de vingerafdruk van de Almachtige in alle heilsfeiten, vandaar de grote aandacht voor het detail.
*Dit is een uittreksel. Voor een veel uitgebreider bespreking verwijzen we naar: De Profeet Amos.
Copyright: Gert A. van de Weerd; PMI Boeken BV.
Terug naar overzicht