dinsdag 31 maart
Toen God een verbond met Abraham sloot was dat het begin van de relatie tussen God en zijn volk, en dat waren de nakomelingen van Abraham, Izak en Jakob. Jakobs naam werd veranderd in Israël en dat werd tevens de naam van het volk dat uit de drie aartsvaders voortkwam. In Egypte werd Israël een groot volk. Het leefde echter in slavernij. God verloste hen daar door Mozes en voerde hen de woestijn in, op weg naar het beloofde land.
Het was op de berg Sinaï (Horeb) dat Israël een grondwet kreeg, want God gaf twee stenen tafels aan Mozes, met daarop tien geboden gegraveerd (Exodus 20). Dat waren de openingsregels voor aanvullende geboden die als ‘huishoudreglement’ fungeerden voor het volk Israël. Die wetten waren gericht op een afgezonderde samenleving, een heilige natie onder Gods leiding. Daarin was het individu ondergeschikt aan het geheel. In de zegeningen deelden zowel gelovigen als ongelovigen. Echter, ook de straffen die het volk opgelegd kreeg troffen gewoonlijk zowel de zondaars die het veroorzaakt hadden, als degenen die God naar behoren hadden gediend.
In het tijdperk van de goddelijke natie of theocratie stonden de profeten in dienst van het volk Israël. Zij richtten zich primair tot de leiders, richters en/of de koningen, en gaven hen te kennen wat God wilde. Die koningen vormden, samen met de hogepriester, de uitvoerende arm van God. Zij waren dus Zijn stadhouders op aarde.
De uitverkoren positie van Israël, waardoor het Gods volk werd, gaf niet alleen zegeningen. Het legde ook een aantal verplichtingen op. Die dienden om een moreel en ethisch hoog ontwikkelde samenleving te ontwikkelen. Die zou dan gunstig moeten afsteken bij die van de heidenvolken. Zo werd dan de Naam van God grootgemaakt in een verdorven wereld. Het volk Israël werd dus uitverkoren om ‘een voertuig van het heil’ te worden. Een lichtbaken in een goddeloze wereld.
De uitverkoren positie van het volk Israël hield tevens in, dat de Almachtige zelf aan het hoofd van die natie stond. We noemen dat een theocratie (= Godsregering). Die, in wezen, ideale samenleving was geconcentreerd rond de dienst aan Jahweh. Hij was de sleutel tot succes.
De nieuwe status van Israël werd neergelegd in een aantal artikelen, die de ruggengraat van de theocratie vormden. Daarvan was Exodus 20:2-3 één van de belangrijkste:
Ik ben de HERE, uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb. Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.
Wel, dit gebod was voortdurend overtreden. Maar, wat eerst zo nu en dan gebeurde, was ten tijde van de profeet Amos een levenswijze geworden. De dienst aan de afgoden had de dienst aan God verdrongen. Zo had de ware God van Israël zijn positie verloren. Israël was in naam nog wel Gods volk, maar Jahweh was niet meer Israëls God.
De enige, ware God was in Israël/Juda gedegradeerd tot één van de vele goden, die men naar believen kon navolgen of niet. Tengevolge van die afval waren ook de geboden van God vervaagd. Dientengevolge was er een maatschappij ontstaan die moreel en sociaal geheel verloederd was. De profeet Hosea zegt het zo (hoofdstuk 5:4, Grondtekst):
Hun daden beletten hen om tot hun God weer te keren, omdat er een geest van ontucht in hun hart leeft en zij Jahweh niet kennen.
Zo is dan het fatale moment aangebroken dat God het ‘tot hier toe en niet verder’ uitspreekt.
Uit Gods Woord blijkt zonneklaar, dat een zondige levenswijze over een langere periode een
opstapelend effect heeft. Dat de maat van Gods geduld vol kan raken, zoals we, onder andere, in Genesis 15:16 en Jesaja 10:25 beschreven vinden. Het bekendste voorbeeld is wel de geschiedenis van Sodom en Gomorra. God verschijnt aan Abraham, vergezeld van twee engelen; Genesis 18:20
Daarop zeide de HERE: Het geroep over Sodom en Gomorra is voorwaar groot, en haar zonde is voorwaar zeer zwaar.
Abraham pleit daarop voor Sodom en Gomorra, maar het baat niet. De twee engelen worden naar de steden gestuurd, om het oordeel te voltrekken; Genesis 19:
want wij gaan deze plaats verwoesten; want groot is het geroep over haar voor de HERE; daarom heeft de HERE ons gezonden om haar te verwoesten.
Ook in Amos blijkt, dat de maat van de zonde vol geworden was. Daarmee was de rechtvaardigheid van God in het geding. Hij kón niet anders reageren dan deze smet van de aarde te verwijderen.
Er is geen enkele twijfel over dat God van het volk Israël hield en nog houdt. Zijn rechtvaardigheid vereiste echter dat Israël gestraft zou worden voor de zware zonden die het bedreven had. Die straf wordt keer op keer verzacht of uitgesteld. Allereerst uit mededogen, want God hield van Zijn volk.
Maar ook ter wille van de heiligheid van Gods naam. Want de ondergang van Gods volk zou zich voor de ogen van de heidenvolken voltrekken. Dat blameerde, in hun ogen, ook de God van Israël, dus werd de heiligheid van Gods naam aldus aangetast. Daarom werd de straf, die het volk zeker verdiende, steeds weer uitgesteld tot deze niet langer uit te stellen was.
Je zou dus kunnen zeggen, dat de ‘pijn van God’ over de zonde van Israël, de pijn van de aantasting van zijn Naam overtroffen had. Dat noemen we een onmogelijke keus: kiezen tussen slecht of slechter. Dat stelt het verdriet van God over de zondeval van Israël in een schril daglicht.
_______________________________________________________________________________________________
In het Oude Testament vinden we voorbeelden te over, waarin God reageert op de zondige levenswijze van zijn volk. Meestal werd dan een profeet gestuurd die de zonde van Israël aan de kaak moest stellen. Deze maakte gewoonlijk ook de straf bekend, die de schuld moest compenseren. Bijvoorbeeld in 2 Samuël 12 (de profeet Natan) en in 2 Kronieken 12:1-8 (de profeet Semaja).
Amos bekleedt een bijzondere plaats onder de profeten van de Bijbel. Want met hem ontstond een nieuw soort profeet. Die was niet meer louter nationalistisch ingesteld en op het hier en nu van zijn tijd gericht. Amos richt de blik over de grenzen en spreekt tevens over de voortgang van het Heil op lange termijn; tot in de Eindtijd.
Voor veel christenen is Amos het boek van ‘het paslood’ (Amos 7:8). Dat is terecht, want dat Schriftgedeelte geeft exact de taak van de profeet weer. Hij liet een paslood neer in de samenleving. Zoals een timmerman een paslood gebruikt om van zijn bouwwerk te controleren, of alles recht is, legt Amos de samenleving langs de meetlat van Gods wet. De uitkomst was bedroevend en vormde het begin van een proces dat tot het einde van Israël én Juda als zelfstandige naties leidde.
De profeet Amos is de eerste profeet die over het einde van het Sinaïtische Verbond spreekt en de daaraan gekoppelde oordelen voorzegt. Tijdens zijn bediening gebeurde er echter nog niets. Pas onder de profeet Hosea werd een begin gemaakt met de uitvoering van het oordeel.
Amos was dus de heraut van het goddelijke oordeel. Hij kwam alleen maar om het aan te zeggen. Het is de profeet Hosea die de het ‘startschot’ voor de uitvoering geeft. Met de profetie: Lo-Ammi (niet Mijn volk; Hosea 1:9) werd het Sinaïtische verbond definitief verbroken. Daarmee viel Gods volk terug op de belofte van het oudere, Abrahamitische verbond. Dat stond nog overeind en beloofde het volgende: Genesis 17:7-8
Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn. Ik zal aan u en uw nageslacht het land, waarin gij als vreemdeling vertoeft, het ganse land Kanaän, tot een altoosdurende bezitting geven, en Ik zal hun tot een God zijn.
De doelstelling van deze belofte is dat het ganse land Kanaän tot een altijddurende bezitting voor
Israël wordt, met God als koning (Ik zal hun tot een God zijn). Dat was eeuwenlang onder het Sinaïtische verbond geprobeerd maar mislukt. Maar dat wil niet zeggen dat de profetie daarmee vervallen is. De toezegging uit Genesis 17 blijft staan, als een belofte voor de verre toekomst.
________________________________________________________________________________
Amos 1 opent met een aanhef die het karakter van een titel heeft De woorden van Amos, voormalig veehouder uit Tekoa. Dat is een vrij ongewone opening voor een profetenboek. Gewoonlijk lezen we: Het woord van de HERE of Jahweh, of: Het gezicht, of visioen van…
1 De woorden van Amos, voormalig veehouder uit Tekoa. Hij schouwde een visioen over Israël, in de dagen vanUzzia, koning van Juda, en in de dagen van Jerobeam, de zoon van Joas, koning van Israël, twee jaar vóór de grote aardbeving.
2 En hij zei: Jahweh brult uit Sion. Hij zal zijn machtige stem uit Jeruzalem doen klinken. Dan zullen de hoeders rouwen om de weelderige landouwen, want de hoogte van de Karmel zal verdorren.
3 Aldus spreekt Jahweh: Of Damascus meer dan drie of meer dan vier overtredingen pleegde;… Zal Ik hen niet vergelden, omdat
Het eerste hoofdstuk bevat een serie van vijf oordelen over de omringende volken. Dat zijn: Syrië, Filistea, Tyrus, Edom en Ammon. In Amos 2 wordt daar nog het oostelijke buurland Moab aan toegevoegd. Daarna wordt de serie afgerond met de oordelen over Juda en het Tienstammenrijk Israël; Amos 2:4-8. Elk oordeel betreft ogenschijnlijk één bepaalde zonde, die bij name genoemd wordt. Dat is echter geen vorm van willekeur, alsof andere zonden er niet toe deden. Veel meer is sprake van de druppel die de emmer doet overlopen. Daarin telt niet het aantal, maar de zondige instelling van de zondaar. Elk van die ‘beslissende zonden’ blijkt een flagrante inbreuk op normale intermenselijke relaties te vormen. We behandelen één voorbeeld.
3 Aldus spreekt Jahweh: Of Damascus meer dan drie of meer dan vier overtredingen pleegde;… Zal Ik hen niet vergelden, omdat zij Gilead met sleden van ijzer hebben gedorst?
4 Dan zal Ik vuur zenden over het huis van Hazaël en het zal de paleizen van Benhadad verteren.
5 Ik zal de poortgrendel van Damascus breken. Ook zal Ik de inwoners van de vallei van Aven (van hun woonplaats) afsnijden, evenals degene die de scepter in Beth-Eden houdt. Dan zal het volk van Aram in ballingschap weggevoerd worden, naar Kir; spreekt Jahweh.
Uit oude Assyrische teksten weten we dat 3b een uitdrukking is, met de betekenis ‘verpletterende overwinning gepaard met grote wreedheid’. Door die overwinning is de bevolking in de macht van de aanvallende vijand gevallen (= de oogst die gedorst wordt). Zij worden wreed verdrukt (met ijzer gedorst) op de dorsvloer (= slagveld) van de overwinnaar. Gedurende de regeringen van Achab, Joram en Jehu werd er voortdurend om deze landstreek met Syrië gevochten.
4 Aldus spreekt Jahweh: Of Juda meer dan drie of meer dan vier overtredingen pleegde;… Zal Ik hen niet vergelden, omdat de onderwijzing van Jahweh veracht werd en zijn inzettingen niet werden onderhouden? Hun leugens leidden hen tot dwaling. Aldus gingen zij hun voorouders achterna.
5 Dan zal Ik vuur werpen op Juda en het zal de paleizen van Jeruzalem verteren.
6 Aldus spreekt Jahweh: Of Israël meer dan drie of meer dan vier overtredingen pleegde;… Zal Ik hen niet vergelden, omdat zij de rechtvaardige voor zilver verkochten en de behoeftige voor een paar sandalen?
7 Die ernaar hunkeren dat de hoofden der armen zich in het stof buigen en de weg van de behoeftige doet ontsporen. Ook hebben zowel de man (des huizes) als zijn vader omgang met hetzelfde dienstmeisje. Alzo wordt mijn heilige naam ontwijd.
8 En op mantels, die in onderpand genomen waren, strekken zij zich naast elk altaar uit. Ook drinken zij de wijn van de boetelingen in het huis van hun goden.
Het is opvallend en beslist veelzeggend, dat de oordelen over Juda en Israël in één adem genoemd worden met de oordelen over de heidenvolken. Het geeft aan dat de status van Israël en Juda, als Gods volk, wankelt. Het lijkt wel of ze over één kam met de heidenvolken worden geschoren.
Eveneens opvallend is, dat het einde van het Sinaïtische Verbond ook tot een oordeel over de
omringende volken leidt. Israël (met inbegrip van Juda) had gefaald in de opdracht een goddelijk koninkrijk te vestigen en zo Gods naam groot te maken. Echter, de omringende heidenvolken
hadden gefaald Israël als Gods volk te behandelen. Ook zij vallen daarom onder het oordeel.
Met vers 4 neemt de profetie een onverwachte wending. Want de twee oordelen richten zich op Juda en Israël; Gods volk dus. Ze worden behandeld alsof ze heidenvolken zijn. Dat stelt de geestelijke toestand van Gods volk in een schril daglicht. De namen van Juda en Israël staan voor het Twee- en het Tienstammenrijk. Want na de dood van koning Salomo, werd Israël in twee stukken gespleten. Het zuidelijke koninkrijk werd Juda genoemd. Daar was de stam Benjamin bij inbegrepen. De overige tien stammen vormden het noordelijk koninkrijk Israël.
Wij, mensen meten de gebeurtenissen in de wereld af naar onze maatstaven. Op die lijst staat de breuk tussen God en het volk Israël niet hoog genoteerd. Ten onrechte. Het sterven van Jezus Christus, Zijn opstanding, de stichting van de Gemeente, de zondvloed, de verbondssluiting op Horeb en deze gebeurtenis zouden in de top zes moeten staan als diepte- en hoogtepunten in de relatie tussen God en de mens.
Deze gebeurtenis – het verbreken van het Sinaïtische Verbond – was een ramp. Niet alleen voor het volk Israël; het raakte alle mensen. Door de breuk tussen God en zijn volk Israël wordt namelijk ook de relatie tussen God en de rest van de wereld beschadigd. Want in het volk Israël diende de hele wereld gezegend te worden en in dat proces was het volk Israël een ‘voertuig van het heil’.
De breuk in het verbond wordt pas gerepareerd bij de komst van Jezus Christus (= Messias) en de stichting van zijn Gemeente (Lucas 22:20, 1 Korintiërs 11:25, 2 Korintiërs 3:6) en – wat betreft het volk Israël – als de Messias wederkomt en het Messiaanse Rijk wordt gevestigd. Dan zal een nieuw verbond van kracht worden: Jeremia 31:27-34 - vers 33 Ik zal Mijn wet in hun binnenste leggen.
_______________________________________________________________________________________________
Het conflict tussen de letter en de geest van de wet, is een belangrijke graadmeter die aangeeft hoe een samenleving er voor staat. Indien de geest van de wet geëerbiedigd wordt, ontstaat rechtvaardigheid. In een dergelijke maatschappij zijn relatief weinig rechters en advocaten nodig om de wet te handhaven. Beide partijen zullen naar dezelfde wet luisteren, waardoor de meeste conflicten niet meer bij de rechter belanden. Bovendien werkt de wet dan preventief, want een snelle berechting (waarvan de uitslag meestal wel vaststaat) ontmoedigt de potentiële misdadiger.
Indien echter de letter van de wet regeert, dan is de doelstelling van de wet geen leidraad meer. De wet is dan een studieobject geworden om de mazen daarvan te ontdekken. Die worden vervolgens misbruikt om onrecht recht te buigen. In die maatschappij is de rechtsgang geconcentreerd op vergissingen, onduidelijkheden en slimme formuleringen die de werking van de wet blokkeren. De interpretatie van de wet wordt dan bepaald door de tijdgeest, niet door de wet zelf.
Het is gemakkelijk meetbaar, wanneer dat gebeurt. Want als dat het geval is, dan wordt een land overspoeld met advocaten en hebben rechtbanken altijd te veel werk. Gevolg is dat persoonlijke rijkdom – niet het recht – de sleutel wordt om een rechtszaak te winnen, want alleen de rijke kan zich dure advocaten permitteren. Zo verwordt, wat recht was, tot onrecht.
Als we voorgaande overwegingen toepassen op de onze maatschappij. Dan moeten we constateren, dat er in de afgelopen 30 jaar een enorme groei van de advocatuur is geweest. Als we de verslagen van de vele geruchtmakende rechtszaken van de afgelopen jaren onder de loep nemen, dan blijkt dat nalatigheden, vergissingen en vormfouten een grote rol spelen. Dat staat een snelle en eerlijke rechtsgang in de weg. Want de hoge kosten van een rechtszaak weerhoudt de minder bedeelde om zijn recht op te eisen. Een advocaat dient nog zelden primair het recht – hij is voornamelijk resultaat gericht, tegen elke prijs. U mag zelf de conclusie trekken, hoever wij reeds zijn afgedwaald.
*Dit is een uittreksel. Voor een veel uitgebreider bespreking verwijzen we naar: De Profeet Amos.
Copyright: Gert A. van de Weerd; PMI Boeken BV.
Terug naar overzicht