2020 Hosea - Aflevering 3: Hosea 3, 4 en 5

donderdag 07 mei

Hosea, hoofdstuk 3

Hosea 1 en 2 spreekt over het einde van de relatie met Israël. Het Lo-Ammi is uitgesproken (Hosea 1:9) en de naam Gomer (= voltooiing) is vervallen. Ze heet nu (afstandelijk) deze vrouw!

Vrs1 Toen zei Jahweh tot mij: Ga nu nogmaals heen! Toon uw liefde aan deze vrouw -  die door een ander bemind wordt en die overspel pleegt -, zoals Jahweh de kinderen Israëls bemint, hoewel zij zich tot andere goden keren en de persing van druiven beminnen.

Hosea krijgt een moeilijke opdracht. Hij moet liefde geven aan Gomer, ondanks dat zij een ander bemind, dus voortdurend ontrouw is. Daarin typeert Hosea de relatie tussen God en het volk Israël, dat zich tot andere goden keert en aldus (evenals Gomer) overspel pleegt. Vers 1 is een machtig stuk evangelie. Het is een liefdesverklaring van God aan het volk Israël.

Als in een relatie alles faalt, blijft pure liefde als laatste redmiddel over. De aanbiedende partij stelt zich kwetsbaar op – laat eigen trots varen – omwille van de ander. Ook hier, hoe vreemd dat ook lijkt. O liefde Gods, oneindig groot, ver boven ons verstand… Maar, voor een huwelijksrelatie zijn twee partijen nodig en in dit geval wordt de liefde van God niet beantwoord. Dat gebeurt pas aan het einde van De Grote Verdrukking, als ook de tien stammen opgeroepen worden om naar Kanaän terug te keren en God opnieuw zullen vinden. Hosea moet het goede voorbeeld geven door Gomer te beminnen. Echter, Israël wijst God af; het gaat van kwaad tot erger. Zij keert zich tot andere goden en geeft zich over aan pure genotzucht (de persing van druiven beminnen).

 

Vrs2 Dus kocht ik haar voor mijzelf voor vijftien zilverstukken plus een homer gerst en een letek gerst.

Gomer was prostituee in een tempel van Ishtar. Zij werden ishtarishu genoemd. Hosea was dan wel met haar getrouwd, maar zij ging gewoon door met haar werk. De dienst aan Ishtar was niet vrijblijvend. Het betrof vrouwen die op jonge leeftijd aan een tempel verkocht waren. Ze mochten pas weggaan als de schade aan de tempel vergoed werd. Hosea koopt haar nu los van haar horigheid aan de tempel. Dat is een prachtig beeld. Israël wordt door God losgekocht van het heidendom. Dat is nog niet gebeurd, maar wij leven in een tijd waarin we de eerste tekenen van die geweldige gebeurtenissen bespeuren.

 

Vrs3 Toen zei ik tot haar: U zult vele dagen op mij moeten wachten. U zult geen hoer meer zijn en geen man meer kennen en ook Ik zal geen omgang met u hebben.

Hosea draagt Gomer op zich af te zonderen. Ze mag niet meer achter vreemde mannen aangaan. Ook zal Hosea zelf geen omgang (= seksueel verkeer) met haar hebben. Ze moet gedurende lange tijd in celibaat leven. Hosea moet Gomer dus liefhebben (vers 1) én op afstand houden. Dat is niet simpel uit te voeren. Gomer had in de jaren van hun huwelijk andere mannen bemind en zo waren drie kinderen verwekt. Dat is geen basis voor een diepe wederzijdse genegenheid. Liefde kun je niet dwingen. We mogen dus veronderstellen dat Hosea daarin Gods hulp ontvangen heeft.

Het ‘optreden’ van Hosea en Gomer is niet moeilijk te interpreteren. Israël (de tien stammen) wordt voor lange tijd in de ‘wachtkamer’ van de geschiedenis gezet en verliest zijn identiteit. Daarom is het ook geen partner meer voor andere volken (geen man meer kennen). Veel erger echter is het, dat ook de omgang met God opgeschort wordt (ook Ik zal geen omgang met u hebben).

 

Vrs4 Want de kinderen Israëls zullen vele dagen zonder koning of legeroverste blijven, zonder offerande, zonder gewijde steen, zonder efod en uitlegger.

Alle uiterlijke tekenen die Israël voorheen tot een natie maakte – een koning, een leger en een generaal, het offer in de tempel en de gewijde steen (het altaar); de Efod en iemand die de wil van God vertolkt (wat zowel op de Urim en de Tummim ziet, als op het zenden van Gods profeten) – zal het volk Israël voor vele dagen (= vele jaren) ontbreken.

De profetie voorzegt dus dat het volk Israël zijn identiteit, die gegrondvest was op de dienst aan God – en waarom het een heilige natie genoemd werd – kwijt raakt. Dat is naar de letter bewaarheid. Israël (de tien stammen) verdween uit de geschiedenis. Er staat niet hoelang die periode zal duren. Ook nu kunnen we daar niets over zeggen. Wel weten we dat de terugkeer nabij is. De eerste tekenen zijn er al!

 

Vrs5 Daarna zullen de kinderen Israëls terugkeren. Dan zullen zij Jahweh, hun God zoeken en David, hun koning. Zo zullen zij bevende tot Jahweh komen en tot zijn zegeningen, in het laatst der dagen.

Vers 5 is één van de vele voorbeelden van Messiaanse profetie die tot op de huidige dag nog niet vervuld is. Die spreekt van een luisterrijke toekomst voor het volk Israël.

Na een onbestemde periode, die nu al meer dan 2500 jaar duurt, krijgen de tien stammen hun identiteit terug. Om de één of andere reden zullen ze tot de ontdekking komen dat zij Israëlieten zijn en dat God hen roept. En zij zullen gehoor geven aan die oproep en terugkeren naar het beloofde land.

Dit wonder is sinds kort al in gang gezet. De eerste groep bestond uit Falasha‘s; die zijn al terug. Maar er melden zich nu ook volken uit India, China en Afrika die zeggen van Israël af te stammen. Telugu Joden (Efraïm); B’ney Menashe (Manasse); Beta Yisrael (Dan); Pathanen (diverse stammen van Israël); Chiang-Min Joden. Alle Israëlieten zullen terugkeren en het van oudsher aan hen toegewezen stuk land mogen bewonen (Ezechiël 48).

Daar gaat natuurlijk een bekering aan vooraf. En de vrucht van de bekering is, dat de tien stammen van Israël Jahweh weer ontdekken als hun God. Dat zal een geweldige schok veroorzaken. Na zoveel eeuwen van duisternis worden ze weer geconfronteerd met het stralende licht van God; de Ik-Ben-Die-Ik-Ben. Dan ontvangen ze ook inzicht in de Schriften. En dat zal hen naar een nieuwe ‘liefdesrelatie’ met God leiden. Zo zullen zij bevende tot Jahweh komen.

   5b tot zijn zegeningen, in het laatst der dagen – In de Eindtijd zal Israël weer door God aangenomen worden.  David (= Jezus Christus, de Zoon van David) wordt hun koning. Zo zullen ook de verloren tien stammen in het laatste der dagen onder de zegeningen van het Messiaanse Rijk vallen. Zo ver is het nog niet, maar wie de tekenen des tijds goed verstaat, ziet de eerste signalen van dit grote gebeuren.

___________________________________________________________________________________________________________

 

Hosea, hoofdstuk 4

Vrs1 Hoort het woord van Jahweh, gij kinderen Israëls! Want Jahweh heeft een aanklacht tegen hen die in het land wonen, omdat er geen trouw en geen barmhartigheid meer is en er is geen kennis van God in het land.

Deze profetie is een persoonlijke boodschap aan alle inwoners van Israël. Het geeft haarfijn weer hoe het met de tien stammen gesteld is. De toon is die van een requisitoir in een rechtszaak, waarvan het vonnis vaststaat. Dat vinden we in Micha 1:6 en 7 en die profetie werd naar de letter vervuld.

 

Vrs2 Voortdurend wordt vervloekt, bedrogen, gemoord en gestolen. Men gaat zich te buiten aan overspel en bloedvergieten volgt op bloedvergieten.

Ten tijde van Jerobeam II kende Israël grote economische voorspoed. Echter een groot deel van de bevolking leefde in schrijnende armoede. De rijke bovenlaag negeerde dat en ging zich te buiten aan geweld, zedeloosheid en drankzucht. Het was een maatschappij die, hoewel uiterlijk zeer rijk, moreel verloederd was en die staat gewoonlijk aan de rand van de afgrond. Dat was ook hier het geval.

 

Vrs3 Om die reden rouwt het land en kwijnt alles wat in haar woont weg. Zelfs de dieren van het veld, de vogels in de lucht en de vissen in de zee komen om.

Op dichterlijke wijze beschrijft Hosea een toestand van ontreddering. In onze maatschappij kunnen wij ons deze tekst ook aantrekken. Ook in ons land wordt vervloekt, bedrogen, gemoord en gestolen en is overspel normaal. De dieren, vogels en vissen leggen het loodje in een zwaar belast milieu. O ja, we proberen het tij te keren; hoewel aarzelend. Maar, dat geldt een beperkt aantal landen. In het grootste deel van de wereld wordt de natuur nog steeds geofferd op het altaar van de economische vooruitgang.

 

Vrs4 Echter, laat dan geen mens een aanklacht inbrengen, ja, laat niemand een ander beschuldigen. Want uw volk is als degenen die een priester aanklagen.

Niemand kan zeggen: Deze of die is schuldig aan de ondergang. Heel Israël staat in de beklaagden- bank. Ware priesters van God hadden geen gezag meer. Zij stonden niet meer boven het volk, maar waren kwetsbaar geworden. Maar; een priester was een dienaar van God. Hem aanklagen was dus God beschuldigen.  Daarom trokken priesters van God weg naar Juda. Wat overbleef waren door de koning aangestelde beroepspriesters; niet uit de stam van Levi. Daarmee werd de band met God doorgesneden.

 

Vrs5 U struikelt alle dagen en ook de profeet zal struikelen als de nacht over u komt. Dan zal Ik uw moeder tot zwijgen brengen.

De profetie ziet op de komende ondergang, hier met nacht omschreven. Waarschijnlijk wordt met moeder, het gehele volk bedoeld, Juda en Israël. Dat kunnen we ten minste afleiden uit Ezechiël 19:2.

 

Vrs6 Mijn volk is te gronde gegaan door hun gebrek aan kennis. En omdat u dé kennis verwierp, zo zal ook Ik u verwerpen en uw priesterschap aan Mij. Omdat u de onderwijzing (Thora) van God afwees zal ook Ik uw kinderen afwijzen.

Kennis van de Bijbel geeft kennis van God. Dan krijgt het geloof de juiste diepte en daaruit ontstaat een betere samenleving. Niet iedereen heeft die kennis, maar daarvoor zijn ons geestelijke leiders gegeven. Zij kunnen en moeten gelovigen bij de hand nemen en naar God leiden. In de tijd van de profeet Hosea waren die leiders er niet meer. Daarmee viel de Thora (=  onderwijzing – geen wet) weg, dus ook het correctiemechanisme dat de morele staat van Gods volk bewaakte. Toen de remmingen verdwenen kwam de willekeur van de menselijke genotzucht bovendrijven – hedonisme noemen we dat -, ook de kwaal van onze tijd. Als gevolg daarvan verloederde de maatschappij in hoog tempo en namen verdorven heidense godsdiensten de lege plaats van de dienst aan God in.

   6c zal ook Ik uw kinderen afwijzen – De profeet spreekt nog steeds tot Gomer/Israël. Uw kinderen zijn dus alle leden van het volk Israël. Het gehele volk wordt afgewezen.

 

Vrs7 Hoe meer zij overvloed kregen des te meer zondigden zij tegen Mij. Hun glorie zal Ik verwisselen voor schande.

Welvaart voert niet tot God. Want het suggereert door de mens geschapen succes en aldus de ‘almacht’ van de mens. En als Gods wetten genegeerd worden, slaat het morele verval toe. De glorie van Israël was het Sinaïtische verbond en de tempel. De schande ziet op de breuk in het verbond. Dat daaruit de nederlaag tegen Assyrië voortkwam en de deportatie, is slechts een logisch gevolg van het eerste.

___________________________________________________________________________________________________________

 

Hosea, hoofdstuk 5

Vrs1 Hoort toe! o priesters; Geeft aandacht! gij huis van Israël; Luistert! gij koninklijk huis, want het oordeel is tegen u gericht. Omdat u een valstrik in Mizpa was, een net dat uitgespreid is op de Tabor;

Met vers 1 van hoofdstuk 5 wordt een belangrijke profetie ingeleid. Die richt zich op de leiding van het volk Israël. Aangesproken worden: de priesterklasse (priesters), de stamhoofden (huis van Israël) en het koninklijk huis.

Mizpa was een berg in Gilead, oostelijk van de Jordaan. Tabor een berg in de vallei van Jizreël. In de herfst vliegen er grote aantallen trekvogels van Europa naar Afrika; in de lente weer terug. Die routes lopen over het land Kanaän. Als de vogels daar aankwamen waren ze vaak vermoeid en rustten uit op de bergen. Het was dan ook niet moeilijk om in de herfst en de lente grote aantallen vogels te vangen met vogelstrikken en/of een net. Het was dus een goedkope bron van smakelijk voedsel. Hosea maakt dus gebruik van een bekend beeld in Israël, om duidelijk te maken hoezeer zijn volk verstrikt is geraakt in de zonde. Daarbij worden de leiders van Israël als hoofdschuldigen aangewezen.

 

Vrs2 In hun bloedbaden zijn de afvalligen diep gezonken, maar Ik zal hen allen in de boeien slaan.

Met bloedbaden wijst Hosea op de gruwelijke gewoonte om kleine kinderen te offeren aan heidense afgoden (Ezechiël 16:21). Het brengen van mensenoffers kwam bij meerdere godsdiensten voor. De Bijbel spreekt daarvan in 2 Koningen 17:17, toen Hosea koning was, maar het gebeurde ook onder Jerobeam II. God zal Israël in de boeien slaan en in verzekerde bewaring stellen. Dat kwam naar de letter uit, want na de nederlaag tegen Assyrië werden de overlevenden in ballingschap weggevoerd.

 

Vrs4 Hun daden beletten hen om tot hun God weer te keren, omdat er een geest van ontucht in hun hart leeft en zij Jahweh niet kennen.

De tien stammen zijn zo ver van God afgedwaald, dat er geen weg terug meer is. Want hoe zouden ze Jahweh moeten vinden, nu ze Hem niet meer kennen? Israël is geen volk meer dat zo nu en dan afwijkt van Gods paden, om vervolgens tot bekering te komen als Gods profeten het volk daartoe opriep. Er leeft nu een geest van ontucht in hun hart. Daarmee heeft het zich van God afgescheiden.

 

Vrs5 De majesteit van Israël getuigt voor zijn aangezicht. Israël zal met Efraïm struikelen over hun zonden; aldus zal ook Juda met hen struikelen.

Deze profetie verwijst naar de hoge bestemming van Israël. De majesteit van het glorieuze verleden onder Koning David en Salomo én de heilrijke toekomst, staat echter ver verwijderd van de toenmalige realiteit, want het Sinaïtische Verbond is verbroken. Daarmee verliest dit volk zijn ‘status aparte’ en is het de naam Israël (= God strijdt *) niet meer waardig. Van nu af aan heet het Efraïm.

 

Vrs6 Met hun schapen en hun runderen zullen zij Jahweh gaan zoeken, maar zij zullen Hem niet vinden. Hij heeft zich aan hen onttrokken.

Het oordeel is afgekondigd, maar nog niet voltrokken. Ondertussen gaan de offers in Dan en Bethel gewoon door. Men zoekt Jahweh met offers van schapen en runderen, maar vindt Hem niet. Het verbond is verbroken; zij zullen Hem niet vinden. Jahweh heeft zich aan hen onttrokken.

In Gilgal en Bethel stichtte koning Jerobeam I twee heiligdommen en liet daarvoor gouden kalveren maken. Die werden uit naam van Jahweh aanbeden. Deze perversie van de tempeldienst in Jeruzalem is hem zwaar aangerekend. In naam was het dienst aan God. In werkelijkheid betrof het afgodendienst, die scherp door de profeten veroordeeld werd. Het staat bekend als ‘de zonde van Jerobeam’.

 

Vrs7 Zij waren ontrouw aan Jahweh, want zij hebben kinderen ter wereld gebracht die vreemdeling werden. Nu zal een ander hun aandeel verteren.

Toen de kennis van God uit Israël verdween, werden de wetten niet meer nageleefd. Uiteindelijk werden zelfs de mannelijke kinderen niet meer besneden. Ook zo werd het Verbond verzaakt.

 

Vrs9 Efraïm zal tot een woestenij worden op de dag des oordeels. (Aldus) proclameer Ik wat vast besloten is over de stammen van Israël.

Deze profetie is naar de letter vervuld. Want de Assyriërs lieten na de val van Samaria een volkomen verwoest land achter, waar nog maar weinig mensen woonden. 2 Koningen 18:10-12 spreekt daarover.

Het land verviel tot een woestenij waar roofdieren vrij spel hadden.

Door de oorlog met Assyrië en de daarop volgende deportatie van de bewoners, was het noorden van Kanaän ontvolkt geraakt. De weinige Israëlieten die aan de Assyriërs hadden kunnen ontsnappen en daar nog woonden, vermengden zich met vreemdelingen (2 Koningen 17:24-41), die door de Assyriërs ‘geïmporteerd’ waren. Uit deze vermenging kwamen de Samaritanen voort.

 

We gaan verder met Hosea 5:14 en 15   

Ik zal als een (oude) leeuw zijn voor Efraïm. Maar Ik zal het huis van Juda tot een jonge leeuw zijn. Ik, ja Ik zal aan stukken scheuren en dan weggaan. Ik zal wegvoeren en er zal niemand zijn die redt.

Een woeste oude leeuw die zonder noodzaak dood, typeert de rol van Assyrië. En het klopt precies; Assyrië had namelijk de naam zeer wreed op te treden. Er vielen veel meer doden dan voor hun doeleinden nodig was. In de oorlog met Israël was het niet anders en het is waarschijnlijk dat meer dan de helft (de schattingen gaan zelfs tot 70%) van de bevolking het leven liet.

In tegenstelling tot Israël komt Juda wel tot bekering (2 Koningen 18:1-7). Juda wordt nog gespaard. Want een jonge leeuw verdedigt zijn groep. God vecht voor Juda (2 Koningen 19:28-37).

 

Vrs15 Ik zal heengaan en terugkeren naar mijn standplaats, totdat zij hun schuld erkennen. Dan zullen zij in hun ellende mijn aangezicht zoeken; zij zullen Mij tijdig zoeken.

God trekt zich terug; de hemel gaat dicht voor Efraïm. Die periode duurt tot op de huidige dag voort. Maar, er komt een eind aan. Als zij hun schuld erkennen dan zullen zij Gods aangezicht zoeken en vinden. Dat moet nog gebeuren, maar de eerste tekenen van de omwenteling zijn al zichtbaar.

   15b zij zullen Mij tijdig zoeken – Het woord tijdig heeft de lading van ‘op tijd zijn’. Voor wat?... Kennelijk wijst de profetie op een belangrijke gebeurtenis die cruciaal voor de tien stammen is. Dat moet wel de stichting van het Messiaanse Rijk zijn. Want het Godsrijk is niet compleet als niet alle twaalf stammen van Israël er aan deelnemen. In onze tijd – 2020 – zien we de Joden weer teruggaan naar het beloofde land. Terecht zien veel christenen daarin een vervulling van Bijbelse profetie. Echter, ook de tien stammen moeten terugkomen. De tijd dringt, want de Eindtijd is nabij. Het is dus niet verwonderlijk dat juist in deze tijd de verloren stammen van Israël herontdekt worden.

 

Tekenen aan de Wand!

Sinds 1948 is weer sprake van een Joodse natie. Is dat de vervulling van Bijbelse profetie. Neen, het is een slechts een teken voor veel grotere gebeurtenissen. Er is namelijk nog geen sprake van een bekeerd Israël, dus is dit niet meer dan de aanloop tot de uiteindelijke vervulling.

Ook is een toestand van bestendige vrede, zoals de profeten voorzeggen, nu nog een droombeeld, laat staan het herstel van het Davidische koningshuis. Er moeten dus nog ingrijpende gebeurtenissen plaatsvinden, voordat de profetieën over Israël geheel vervuld zullen zijn.

 

Dit is een uittreksel. Voor een veel uitgebreider bespreking verwijzen we naar:  De Profeet Hosea door G.A. van de Weerd.

Copyright: Gert A. van de Weerd; PMI Boeken BV.

Terug naar overzicht
2020 Hosea - Aflevering 3: Hosea 3, 4 en 5