2022 - Micha - Studie 13: Micha 7

donderdag 13 juni

Tweegesprek tussen Gert van de Weerd en Henk Schouten

De Profeet Micha

 

Teksten op: www.bijbelverklaring.com en Family7

Bijbelvertaling uit: Weerd, De Profeet Micha

Aflevering 13: Micha 7

Introductie

Het boek Micha eindigt met een klaagzang en een triomflied. De klaagzang geldt de verschrikkingen van de Grote Verdrukking. Het triomflied de stichting van het Messiaanse Rijk.

 

Micha 7:1

O, Wat een misère overvalt mij! Voorwaar ik zeg u: het vergaat mij, als bij de inzameling van zomer- vruchten, bij het nalezen van de wijngaard. Er is geen tros druiven te eten, geen vroege vijg, waarnaar mijn hart smacht.

De wijngaard typeert Kanaän (Psalm 80:9-17, Jesaja 5:1-7). De oogst duidt op het verzamelen van de goddelozen tot het oordeel dat aanstaande is. De eerstelingen, beeld van het gelovig overblijfsel, hier gesymboliseerd door een verse tros druiven en de vroege vijgen, zijn niet meer onder hen aanwezig. De Opname van de Gemeente heeft hen weggenomen en Micha ervaart dat als een schrijnend gemis.

 

Micha 7:2

De vromen zijn uit het land geveegd, onder de mensen is geen oprechte meer over. Allen zijn uit op bloedvergieten en spannen een strik voor de naaste.

Micha spreekt over een tijdstip als alle vromen verdwenen zijn 1). Dat is nergens in de geschiedenis te plaatsen; wel in de Eindtijd. Want na de Opname van de Gemeente zal er geen enkele ware Christen (vromen en oprechte genoemd) op aarde over zijn. Dan heeft ook de Heilige Geest (die aan de Gemeente verbonden is) de aarde verlaten (hij die weerhoudt – 2 Thes. 2:6) en is de wereld overgeleverd aan Satan.

   1)  Toch zullen daarna nog velen tot geloof komen, echter zij zullen de Grote Verdrukking wel moeten doorstaan.

 

Micha 7:3

In het kwaad blijken hun handen bedreven. De heerser eist steekpenningen, evenals de rechter. De machtige, hij dicteert naar de begeerte van zijn hart. En zij allen zweren samen tegen elkaar. De beste onder hen is gelijk een duinroos, de oprechtste erger dan een doornige heg.

De profeet vervolgt met een aanvullende beschrijving van de verschrikkingen in de Grote Verdrukking.

 

v3A In het kwaad blijken hun handen bedreven – Deze woorden leggen de verbinding met Micha 7:2. Hun, dat zijn allen uit vers 2b en de rest van vers 3 geeft daar verdere bijzonderheden over.

 

v3B De heerser eist steekpenningen – Het woord is enkelvoud in de grondtekst en doet vermoeden dat een persoon bedoeld wordt. De keuze voor de Antichrist is dan wel een voor de hand liggende.

 

v3C De rechter en De machtige – Behalve de Antichrist worden ook nog de andere regeerders genoemd. Daarmee zijn in feite alle hoge bestuurders van Kanaän, dus zij die verantwoordelijke zijn, gekenschetst.

 

v3D En zij allen zweren samen tegen elkaar – Het slot van dit vers is in overeenstemming met de gegevens die we in de vorige hoofdstukken over Jeruzalem en de Grote Verdrukking hebben verzameld. Want dit Jeruzalem – ongenoemde stad van het kwaad genoemd – wordt overgeleverd aan Satan. En haar regeerders beramen daarom niet alleen kwaad tegen de weerloze gelovige, maar spannen ook samen tegen elkaar. Want volgelingen van Satan zijn niet door broederschap en liefde verbonden, maar door vrees voor elkaar.

 

Micha 7:4

De dag uwer wachters, uw bezoeking, is tot hun ontsteltenis aangebroken.

Na voorgaande omschrijvingen is het haast vanzelfsprekend dat de profetie nu overgaat naar het moment waarop God afrekent met Zijn vijanden. Dat tijdstip breekt aan met de komst van de wachters. Het woord dag ziet op een beperkte periode (geen 24 uur) waarin de grote oordelen van God zullen vallen.

 

De Wachter – Met dit woord wordt de Engel des HEREN bedoeld, de verschijningsvorm van Jezus Christus in het Oude Testament. We vinden de Wachter ook vermeld in Hosea 9:8, waar Hij de Wachter van Israël 1) is en in Jesaja 21:11-12 (NBG): (Uitgebreide verantwoording: Weerd, Jesaja 1, pagina 607-609 en 620-621)

11  Men roept tot mij uit Seïr: Wachter, wat is er van de nacht? Wachter, wat is er van de nacht? 

12  De wachter zegt: Morgen komt, maar ook nacht; als gij vragen wilt, vraagt, komt dan terug.

De Messias geeft bericht over Zijn komst. Hij komt om te verlossen en voor hen die Hem toebehoren, zal aldus de morgen van de nieuwe tijd aanbreken. Voor alle anderen breekt echter de nacht aan. Dat is de dag van uw bezoeking, het oordeel van God over de mensheid – het uur van hun ontsteltenis.

 

Wachters? – Het woord məṣappeḵā (grondtekst) kan zowel met wachter als wachters vertaald worden. Indien we meervoud lezen dan betreft dat Jezus Christus én de zeven aartsengelen, waar o.a. Daniël 4:17 over spreekt (het besluit der wachters). Zij vormen samen de Raad Gods en worden in de Eindtijd ten oordeel naar de aarde gezonden. De betekenis van de tekst wordt er overigens niet door veranderd.

 

Micha 7:5

Stel geen vertrouwen in uw buren, schenk geen vertrouwen aan een vriend, ook niet aan de vrouw, die in uw armen ligt. Wees voorzichtig met de woorden van uw mond.

De profeet spreekt gelovigen aan die de Grote Verdrukking zullen ondergaan. De gegeven omschrijving schildert een uitzonderlijk kwaadaardige maatschappij die nauwelijks voorstelbaar is. Elk menselijk fatsoen, elke remming is verdwenen. De mensheid is overgeleverd aan Satan. In die vreselijke satanische maatschappij zal een gelovige er nauwelijks kans toe zien om te overleven

 

Micha 7:6

Want een zoon zal zijn vader verachten, een dochter zal opstaan tegen haar moeder, een schoondochter tegen haar schoonmoeder. Iemands vijanden zullen leden van zijn huishouding zijn.

Er zijn maar weinig teksten in de Bijbel die zo duidelijk de satanisering van de mensheid in de Eindtijd verwoorden als deze. Zelfs het eigen gezin zal dan geen veilige plaats meer zijn. De maatschappij die geschilderd wordt, zal zich door extreme verschillen kenmerken. Enerzijds zijn daar de ongelovigen die elke binding met de Here God verloren hebben en daarom tot het puur kwaad vervallen – Wie onrecht doet, hij doe nog meer onrecht (Openbaring 22:11c). Anderzijds zijn daar de gelovigen die grote heiligheid verwerven – Wie heilig is, hij worde nog meer geheiligd (Openbaring 22:11c). Elke gelovige zal dus opvallen als een fakkel in een donkere nacht. Wie niet op tijd gevlucht is of zich kan verbergen voor de Antichrist, zal gemakkelijk opgepakt worden en velen zullen worden gedood.

 

Micha 7:7

Maar ik ben des HEREN, ik zie uit in hoop, ik wacht op de God van mijn verlossing. Hij zal mij horen, mijn God.

De droefenis van de profeet is tastbaar in deze tekst. Wat blijft er nu nog anders over dan een beroep op Gods erbarmen? Met dit gebed, deze kreet tot de Allerhoogste, treedt de profeet als spreekbuis op voor het gelovig overblijfsel dat wacht op de wederkomst van de Messias. Die bede om hulp krijgt antwoord  in de komst van Jezus Christus die op dat moment in de hemel klaar staat om op de Olijfberg (Zacharia 14:4) terug te keren. Hij komt, vergezeld van de zeven aartsengelen met hun hemelse strijdkrachten die de vijand kort daarna verpletterend zullen verslaan. Mattheüs 24:25 (NBG) getuigt:

21   Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal. 

22  En indien die dagen niet ingekort werden, zou geen vlees behouden worden; doch ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden ingekort. 

Hoewel het gebed om hulp niet tot gevolg heeft dat alle rampen worden afgewend, is toch sprake van enige verlichting – van verkorting van de tijd van de Grote Verdrukking, ter wille van de uitverkorenen.

 

Micha 7:8

U, mijn vijand, zult zich niet vrolijk maken over mij. Al zal ik vallen, ik zal weer opstaan. Al zit ik in duisternis, God zal mijn licht zijn.

U, mijn vijand is de Antichrist en achter hem Satan die rond zal gaan als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden (1 Petrus 5:8). Hij heeft haast, want dan zal hij zeker beseffen dat zijn tijd opraakt.

Micha heeft het goed begrepen, Gods volk zal onder het oordeel vallen, dat is onvermijdelijke; hij heeft de toekomst gezien. Maar de vijand, dus de Antichrist en de Valse Profeet, zullen geen reden hebben zich vrolijk te maken, want hun ‘finest hour’ luidt tevens hun definitieve ondergang in.

Het zal duidelijk zijn dat de tekst met ik op Gods volk duidt – voor wie de profeet nu spreekt. Dat is het ware Israël – zij die zich bekeerd hebben, het overblijfsel. Zij zullen grote heerlijkheid beërven.

 

Micha 7:9

De gramschap des HEREN zal ik verdragen, omdat ik tegen Hem zondigde. Wanneer Hij dan mijn zaak

bepleit en mijn recht beschikt, zal Hij mij tot het licht voeren. Ik zal naar zijn rechtvaardigheid uitzien.

Grootse, diep ingrijpende woorden van ootmoed. Bidden met lege handen als eens de tollenaar in Lucas 18:9-14. Ontroerend schetst Micha de bekering van het overblijfsel van Gods volk;– het ware Israël.

 

Een Onafwendbare Zware Weg

Ook gelovigen uit Gods volk zullen de Grote Verdrukking in de Eindtijd moeten ondergaan – dus de gramschap des HEREN moeten verdragen – zij leven dan nog onder de wet. Pas aan het einde van de Grote Verdrukking zal een overblijfsel Jezus Christus aannemen. Zacharia 12:10 (NBG) getuigt:

Ik zal over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem uitgieten de Geest der genade en der gebeden; En Ezechiël 39:29 (NBG):

En Ik zal mijn aangezicht niet meer voor hen verbergen, wanneer Ik mijn Geest over het huis Israëls heb uitgestort, luidt het woord van de Here HERE.

Met dit magistrale vers uit Micha 7 wordt het herstel ingeluid van het verbond van God met Zijn volk en de weg naar een nieuw verbond ingeslagen – het Eeuwige Verbond. Daarmee wordt de bedekking, zoals beschreven in 1 Korinthe 3:14 tenietgedaan, omdat die – zo zegt Paulus – in Christus verdwijnt.

Na vele eeuwen, waarin de breuk tussen de Joden en Jezus Christus als een doem op hen rustte, buigt het zich eindelijk voor de Heer en vraagt om vergeving. Met deze gebeurtenis zal God de bedekking van Israël afnemen. Hij die bepleit (Micha 7:9b) is natuurlijk Jezus Christus. Hij zal ook mijn recht, dus de rechtmatige positie van het overblijfsel van Israël herstellen en hen tot het licht voeren (Zacharia 14:6-7).

 

Micha 7:10

Dan zal zij het aanschouwen die mijn vijand is en haar schaamte bedekken. Die tot mij zegt: Waar is Hij, de HERE uw God? Mijn ogen zullen haar aanschouwen, als zij tot vertreding zal zijn, zoals het vuil in de straten.

Het woord zij: Vrouwelijk? – Over het gebruik van vrouwelijke vormen in de Bijbel is wel wat meer te zeggen. God openbaart zich gewoonlijk als een mannelijke persoon. De doelgroepen waar de Almachtige mee omgaat – een soort partners dus – blijken allen een vrouwelijke identiteit te hebben. Dat vinden we, onder andere, in Hosea, waar Israël typologisch wordt voorgesteld door een vrouw die God zich volgens Hosea 2:18-19 tot bruid wil verwerven. De typering van Israël als vrouw vinden we ook in Openbaring 12:4. De Gemeente van Christus wordt eveneens een vrouwelijke identiteit toebedeeld, namelijk die van de bruid van Christus (Openbaring 22:17). Uit de gegeven voorbeelden blijkt dat sprake is van opvallend complementair element: 1 + 1 is hier dus meer dan twee. Er ontstaat meerwaarde door de koppeling.

Indien het voorgaande kenmerkend is voor de relatie tussen God en andere wezens die Hem dienen, dan zou de relatie tussen Lucifer (Satan vóór zijn zondeval) en God ook onder die noemer vallen. Een gevallen Lucifer – dan Satan geworden – zou dan logischerwijs als vrouwe goddeloosheid aangeduid worden (als in Zacharia 5:7-8) en de Antichrist daarom met zij.

 

v7A Dan zal zij het aanschouwen die mijn vijand iszij is de Antichrist en achter hem Satan.

 

v7B en haar schaamte bedekken – Dit duidt op duidt wellicht op het verdwijnen van de goddeloze cultus rond het beeld van het Beest en de Antichrist. Tweede mogelijkheid is dat sprake is van een zegswijze die uitdrukt dat de Antichrist ten onder zal gaan. Keuze 1 lijkt sterker te staan.

 

v7D Mijn ogen zullen haar aanschouwen – Het overblijfsel van Gods volk (Mijn ogen – Micha spreekt nog steeds voor het ware Israël) zal de nederlaag van de Antichrist (haar) aanschouwen.

 

Micha 7:11

Op de dag, dat uw muren herbouwd worden, te dien dage zal Hij uw grenzen verwijden.

Dit beschrijft het begin van het Messiaanse Rijk, als begonnen wordt om Jeruzalem te herbouwen (dus te herstellen) van de rampen in de Grote Verdrukking. Dan zal het land Kanaän vergroot worden tot de omvang die God bedoeld heeft en zullen de Israëlieten uit alle hoeken van de aarde verzameld worden om te gaan wonen in het beloofde land. We vinden de grenzen daarvan beschreven in Ezechiël 47:15-20.

 

Micha 7:12

Dan, in die dagen, zal men overal vandaan tot u komen. Van Assyië en de steden van Egypte, Ja, vanaf

Egypte tot aan de Eufraat en van zee tot zee en van de hoogste der bergen.

Micha spreekt over afvaardigingen uit landen rond Kanaän die naar Jeruzalem zullen opgaan om de HERE te aanbidden. Die zullen ongetwijfeld model staan voor de gehele wereld. Tweede aanwijzing is vers 12b. Ook dat duidt de ganse wereld, wat Jesaja 2:2-4 (NBG) bevestigt:

 2 En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis des HEREN vaststaan als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En alle volkeren zullen derwaarts heenstromen. 

 3 en vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan naar de berg des HEREN , naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan en des HEREN  woord uit Jeruzalem. 

 4 En Hij zal richten tussen volk en volk en rechtspreken over machtige natiën. 

En Jesaja 11:10 (NBG):

En het zal te dien dage geschieden, dat de volken de wortel van Isaï zullen zoeken, die zal staan als een banier der natiën, en zijn rustplaats zal heerlijk zijn.

En Zacharia 14:16 (Grondtekst): (Weerd, Zacharia, Herziene Verklaring, pagina 480-483 en 490-492)

Dan zal het geschieden dat allen die zijn overgebleven uit de heidenvolken van de gehele wereld zullen opgaan naar Jeruzalem. Zij zullen – zoals voorgeschreven – elk jaar opklimmen om zich neer te buigen voor de Koning en voor Jahweh van de hemelse machten of (opklimmen) voor een pelgrimsfeest en het Gode welgevallige Loofhuttenfeest.

 

Het is niet plezierig om over de oordelen van God te spreken in de Grote Verdrukking, maar de Bijbel is daar duidelijk over – het zal verschrikkelijk zijn. Zacharia 14:16 bevestigt dat, want er wordt gesproken van die overgebleven zijn alsof het slechts een restant betreft. Jesaja 13:12 (NBG) bevestigt dat:

Ik zal de stervelingen zeldzamer maken dan gelouterd goud en de mensen dan fijn goud van Ofir.

Voor de overlevenden gloort een wereld die verlost is van het kwaad. Dat is het Messiaanse Rijk dat geregeerd zal worden vanuit Jeruzalem door Jezus, uit naam van zijn Vader. Ezechiël 37:22-24 (NBG):

22 En Ik zal hen tot één volk maken in het land, op de bergen Israëls, en één koning zal over hen allen koning zijn; niet langer zullen zij twee volken zijn en niet langer verdeeld in twee koninkrijken. 

23 Niet langer zullen zij zich verontreinigen met hun afgoden, hun gruwelen en al hun overtredingen, maar Ik zal hen verlossen van alle afvalligheid waarmee zij gezondigd hebben, en hen reinigen, zodat zij Mij tot een volk zullen zijn en Ik hun tot een God zal zijn.

24 En mijn knecht David zal koning over hen wezen; één herder zal er voor hen allen zijn. Zij zullen naar mijn verordeningen wandelen en naarstig mijn inzettingen onderhouden. 

 

Micha 7:13

Maar de aarde zal tot woestenij vervallen, vanwege haar bewoners, als gevolg van hun daden.

De wereld zal ernstig te lijden hebben onder de oordelen van God. Vooral Openbaring 8, 9, 16 berichten ons daarover. De schuld daarvan ligt bij de daden van haar bewoners – hun verregaande goddeloosheid. Want het volgen van Satan is een eenrichtingsweg – er is geen weg terug – die de mens verdoemt.

 

Micha 7:14

Leid! herder, uw volk met uw staf, de kudde van uw erfdeel, die afgezonderd zal wonen als een woud te midden van vruchtbare weiden. Dat Basan en Gilead hen voede, als in de dagen van ouds.

Dit vers leidt een zegenbede in. Die is gericht tot de Wachters (de Raad der Heiligen 1)) die in de Eindtijd als herders van Israël zullen optreden. De tekst schildert in grootse, profetische taal de positie van Gods volk in het Messiaanse Rijk. Israël zal als een ondoordringbaar woud te midden van vruchtbare weiden zijn. Onaantastbaar – dus volkomen veilig – te midden van een wereld die de voorspoed van het Messiaanse Rijk mag smaken. Dan zal Jeruzalem het centrum van de wereld worden, waaromheen alle andere volken van de wereld zich scharen. Zacharia 8:23 (NBG) getuigt erover:

Zo zegt de HERE der heerscharen: In die dagen zullen tien mannen uit volken van allerlei taal vastgrijpen, ja vastgrijpen de slip van een Judeese man, en zeggen: wij willen met u gaan, want wij hebben gehoord, dat God met u is.

1) De Raad der Heiligen bestaat uit zeven aartsengelen en hun gebieder: Jezus Christus.

 

Basan en Gilead waren eens zeer vruchtbare streken, zeg maar de graanschuur van Israël. Deze landen zullen tijdens het Messiaanse Rijk aan Israël toegevoegd worden.

 

Micha 7:15

Gelijk de dagen, toen u uit Egypte trok, zal Ik hen wonderdaden tonen.

De weg naar Messiaanse Rijk zal zwaar zijn voor Israël, maar God staat hen bij als eens in Egypte.

 

Micha 7:16

De volken zullen het aanschouwen en zij zullen beschaamd worden en al hun macht met hen. Dan zullen zij de hand op de mond leggen en hun oren zullen doof worden.

De komst God in Zijn toorn is breekt elk verzet van de goddeloze volken. Hun monden wordt door ontzetting toegesnoerd en hun oren weigeren nog langer te horen. Jesaja 13:6-7 (NBG) spreekt erover:

  6  Jammert, want de dag des HEREN is nabij; hij komt als een verwoesting van de Almachtige. 

  7  Daarom worden alle handen slap en elk mensenhart versmelt. 

En Jesaja 13:9 (NBG):

    Zie, de dag des HEREN  komt, meedogenloos, met verbolgenheid en brandende toorn, om de aarde tot een woestenij te maken en haar zondaars van haar te verdelgen. 

En Sefanja 1:15a (NBG):

    Die dag is een dag van verbolgenheid, een dag van benauwdheid en van angst, een dag van vernieling en van vernietiging, 

En Sefanja 1:17 (NBG):

    Dan zal Ik de mensen benauwen, zodat zij gaan als blinden, want zij hebben tegen de HERE gezondigd, en hun bloed zal worden uitgestort als stof en hun ingewand als drek. 

En Maleachi 4:1 (NBG):

    Want zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle overmoedigen en allen die goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt, zal hen in brand steken – zegt de HERE der heerscharen – welke hun wortel noch tak zal overlaten.

En Openbaring 6:16-17 (NBG):

16  en zij zeiden tot de bergen en tot de rotsen: Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van Hem, die gezeten is op de troon, en voor de toorn van het Lam; 

17  want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan bestaan?

 

Micha 7:17

Zij zullen stof eten gelijk de slang, gelijk bodemkruipers. Bevend zullen zij uit hun schuilplaatsen komen, en in hun angst zich tot de Here, onze God, wenden. Dan zullen zij u vrezen.

Als God ten oordeel afdaalt uit de hemel, vergezeld van Jezus Christus en de aartsengelen, is het pleit snel beslecht. Zij die dit inferno overleven zullen buigen voor de Hoogheilige en Hem als enige God erkennen.

 

Micha 7:18-20 Introductie

Het boek Micha sluit met een prachtig triomflied, een eerbiedig eerbetoon aan de Almachtige God. Micha spreekt hier niet voor zichzelf, maar ‘met de mond’ van het gelovig overblijfsel van Israël en Juda. Dit lied zal zeker toegevoegd worden aan de tempelzangen van het Messiaanse Rijk, evenals het lied op de val van Babylon (Openbaring 19), het leid van Mozes (Exodus 15:1-21 en Openbaring 15:1-4) en het lied van het Lam, waarvan we de tekst helaas niet kennen (Openbaring 15:3).

 

Micha 7:18-20

18 Wie is een God zoals Gij, die zonden vergeeft? Die vergeving schenkt voor de overtredingen van het overblijfsel van Zijn erfdeel. Hij zal zijn toorn niet in eeuwigheid laten bestaan, maar Hij vindt behagen in erbarmen.

19 Wederom zal Hij handelen: Hij zal medelijden hebben met ons en onze zonden onder zijn voeten vertreden. Dan zult Gij al hun ongerechtigheden in de diepte der zee neerwerpen.

20 Gij zult trouw bewijzen aan Jakob, barmhartigheid aan Abraham, vanwege de eed, die U onze vaderen gezworen hebt, in lang vervlogen tijden

Vers 18 spreekt nadrukkelijk van een overblijfsel van Juda/Israël dat Zijn erfdeel genoemd wordt – dat is de rechtmatige erfenis waarop de Messias Zijn recht zal doen gelden. Het woord overblijfsel is eigenlijk beperkend, het overblijfsel van Zijn erfdeel – want het hadden er veel meer moeten zijn. Dat weerspiegelt het verdriet van de Hoogheilige dat het volk Israël zoveel kansen onbenut voorbij liet gaan om het Messiaanse Rijk te beërven. Groots wordt Gods ingrijpen geprofeteerd, maar ook Zijn erbarmen.

De zonen van Jakob worden niet meer afzonderlijk genoemd. Dat hoeft ook niet meer, want hier spreekt de profeet over de onverdeelde nalatenschap, dus Israël én Juda, vandaar de namen Abraham en Jakob. Die namen zijn onverbrekelijk verbonden aan de sluiting van het verbond (Abraham), maar ook met de ‘geboorte’ van het volk Israël, dus alle twaalf stammen (Jakob). Zo zal dan de oude profetie vervuld worden, de eed, die U onze vaderen gezworen hebt, in lang vervlogen tijden – dus Gods verbond met Abraham, zoals in Genesis 17:7 (NBG) staat geschreven:

Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn. Ik zal aan u en uw nageslacht het land, waarin gij als vreemde-  ling vertoeft, het ganse land Kanaän, tot een altoosdurende bezitting geven, en Ik zal hun tot een God zijn.

 

Dit is een uittreksel. Voor een veel uitgebreider bespreking verwijzen we naar: De Profeet Micha, door G.A. van de Weerd.

 

Copyright: Gert A. van de Weerd; PMI Boeken BV.

Terug naar overzicht
2022 - Micha - Studie 13: Micha 7