2022 - Micha - Studie 4: Koninkrijk der Hemelen

donderdag 13 juni

Tweegesprek tussen Gert van de Weerd en Henk Schouten

De Profeet Micha

 

Teksten op: www.bijbelverklaring.com en Family7

Bijbelvertaling uit: Weerd, De Profeet Micha

Aflevering 4: Koninkrijk der Hemelen

Dogmatische Problemen

Voordat we aan de studie in het boek Micha beginnen, moeten we nog enige dogmatische problemen uit de weg ruimen, want anders is het boek Micha niet te begrijpen. Dat betreft de verschillende visies op het Koninkrijk der Hemelen.

 

A. Twee Koninkrijken

Zoals uit de studie in het boek Micha duidelijk zal blijken, spreekt de profeet (en ook alle andere profeten) over de vestiging van het Godsrijk of Messiaanse Rijk in de Eindtijd. De traditionele theologie van veel kerken spreekt dat tegen. Voor hen is dat toekomstige Godsrijk of Koninkrijk der Hemelen gelijk aan de hemelse Zaligheid – dus geen aards Koninkrijk (wat er wel staat). In die uitleg heeft het volk Israël geen toekomst meer. Dat is nogal strijdig met Genesis 17:3-8 (NBG):

  3  Toen wierp Abram zich met het gezicht ter aarde en God sprak met hem:

  4  Wat Mij betreft, zie, Mijn verbond is met u! U zult vader worden van een menigte volken.

  5  U zult niet meer Abram heten, maar uw naam zal Abraham zijn, want Ik zal u vader van een menigte van volken maken.

  6  Ik zal u uitermate vruchtbaar maken: Ik zal u tot volken maken en er zullen koningen uit u voortkomen.

  7  Ik zal Mijn verbond maken tussen Mij, u en uw nageslacht na u, al hun generaties door, tot een eeuwig verbond, om voor u tot een God te zijn, en voor uw nageslacht na u.

  8  Ik zal aan u en uw nageslacht na u het land waar u vreemdeling bent, heel het land Kanaän, als eeuwig bezit geven. Ik zal hun tot een God zijn.

 

De hoge God zweert in Genesis 17 een eed aan Abraham en al zijn nakomelingen (dat is dus het volk Israël). Op basis van de geciteerde Bijbelteksten staat vast dat het land Kanaän tot een eeuwig bezit voor het volk Israël bestemd is. Tot nu toe is dat wel geprobeerd, maar steeds mislukt dus gaat dat nog gebeuren – dat is de enige conclusie die je trekken kunt!

Het is heel verdrietig dat deze teksten (en nog vele andere) genegeerd worden. Daarin speelt de verbonds-  theologie (de dogmatiek dus) van veel kerken een bepalende rol – die bepaald dat er alleen een hemels Koninkrijk komt. Echter, de Bijbel spreekt over twee koninkrijken: 1. Een Messiaanse Koninkrijk op aarde en 2. een Koningrijk in de Hemel – de Zaligheid.

 

B. De Breuk in het Verbond – Definitief? – Neen!

De verwarring over de twee koninkrijken is ooit ontstaan omdat velen de breuk in het Sinaïtische Verbond, zoals dat o.a. in Hosea 1:9 wordt beschreven, als definitief gingen beschouwen. Daar staat:

Toen zeide Hij (God): Noem hem Lo-Ammi, want gij zijt mijn volk niet en Ik zal de uwe niet zijn.

Dat het volk Israël heeft afgedaan, is eigenlijk een heel raar standpunt, want God heeft aan Abraham (dus aan Israël) een eed gezworen dat Hij het land Kanaän als eeuwig bezit zal geven. Breekt de Hoogheilige dan Zijn eden? – Natuurlijk niet. Hosea 1:10-11 geeft een duidelijke bevestiging voor die toewijzing:

Eens (in de Eindtijd) echter zullen de kinderen Israëls talrijk wezen als het zand der zee, dat niet te meten of te tellen is. En ter plaatse waar tot hen gezegd wordt: Gij zijt mijn volk niet – zullen zij genoemd worden kinderen van de levende God (dat is een bekeerd Israël dat Christus volgt – nooit gebeurd). Dan zullen de kinderen van Juda en de kinderen van Israël (dus alle twaalf stammen) zich bijeenscharen, één hoofd (Jezus Christus) over zich stellen, en optrekken (ten oorlog) uit het land; want groot zal de dag van Jizreël zijn (= de dag van de ondergang van Gods vijanden)

(Weerd, Hosea, pagina 66-70)

 

En Ezechiël 37:19-22 (we geven de grondtekst, want de meeste vertalingen missen belangrijke details):

19  Zeg dan tot hen: Zo spreekt de Soeverein Jahweh: Ziet! Ik zal het houten paneel van Jozef nemen - dat in de hand van Efraïm is - en de stammen van Israël, zijn metgezellen. Dan zal Ik die bij de ander voegen - het houten paneel van Juda - en Ik zal hen tot één houten paneel maken. Zo zullen zij één worden in Mijn hand.

20  Houd dan de houten panelen, waarop u met uw hand schreef, voor hun ogen.

21  Zeg vervolgens tot hen: Zo spreekt de Soeverein Jahweh: Zie Mij aan, die de zonen van Israël oppak van tussen de volken - waarheen zij ook gingen - en Ik zal hen overal vandaan verzamelen en hen terugbrengen naar hun eigen land.

22  En zal Ik hen tot één volk maken op de bergen van Israël. Dan zal het geschieden dat een enkelvoudig koning over ieder van hen koning zal zijn. Nooit zal het geschieden dat zij nogmaals tot twee volken zullen zijn en nooit meer zullen zij verdeeld worden in twee koninkrijken. Nooit weer.

23  Zij zullen zich niet langer met hun afgoden verontreinigen, noch met hun walgelijke beelden of met welke van hun overtredingen ook. Want Ik zal hen redden uit al hun verblijfplaatsen waar zij gezondigd hebben. Dan zal Ik hen reinigen en zij zullen Mij tot een volk zijn en Ik, Ik zal hen tot een God zijn. (Een uitgebreide Schriftuurlijke onderbouwing vindt u in: Weerd, Ezechiël 2, pagina 357-390 en 370-371)

 

Maar – wat doen die theologen dan met voorgaande teksten die toch zo helder een heilrijke toekomst voor het volk Israël voorzeggen? Dan worden enige kunstgrepen toegepast. Deden bijvoorbeeld (een bekend Rooms- katholiek theoloog) negeert deze tekst en verplaatst die naar achter Hosea 3:5. Anderen voegen deze verzen bij Hosea 2 en geven nietszeggende verklaringen omdat ze de werkelijke boodschap nergens in hun dogmatiek kunnen plaatsen. Weer anderen wijzen deze profetie toe aan de kerk en zoeken daar de

vervulling, zoals Calvijn – hij schrijft (Kleine Profeten I-II, Hosea, pagina 28):

Hosea spreekt hier dan ook niet over het rijk van Israël, maar over de kerk, die dan zou worden hersteld door een terugkeer zowel van Joden als van heidenen (Calvijn verwachtte dus een wereldwijd opwekking).

Maar, Hosea zegt dat nergens! Zijn dat daarom bewuste verdraaiingen van de Hebreeuwse grondtekst? Neen! Men gelooft in ‘die verborgen betekenis’ en zo regeert een fout dogma over de Heilige Schrift.

 

C. Het Koninkrijk der Hemelen

Er is een opvallend onderscheid tussen de koninkrijksgedachte van het Oude Testament en die van het Nieuwe Testament. De eerste is overduidelijk een aards koninkrijk, de tweede een hemels. Van beide koninkrijken is Jezus Christus de geprofeteerde Heer en Koning. Echter tot op heden is Hij alleen Heer van Zijn Gemeente geworden. Daaruit valt de logische conclusie te trekken dat Zijn koningschap op aarde nog onvervulde profetie is, tenzij men de letterlijke betekenis van de grondtekst negeert en die allegorisch gaat verstaan. Dan kan men de betekenis aanpassen aan eigen wensen – en dat gebeurt dan ook – en regeert het dogma helaas over de Heilige Schrift.

De christenheid is onmiskenbaar verdeeld over deze zaak. Veel christenen zijn van mening dat ook het Oude Testament in feite over een hemels koninkrijk spreekt, hoewel in aardse nationale termen, zoals men dat gewoonlijk omschrijft – het is dus een geheime betekenis die alleen een geschoold dogmaticus ziet (?). Anderen zien wel twee koninkrijken en daar voegt de auteur van deze verklaring zich bij.

 

D. Schriftuurlijk Bewijs

Ter onderbouwing van mijn standpunt daarom een kort overzicht van teksten die daarop betrekking hebben. Die vinden we voornamelijk in het Evangelie naar Mattheüs, want juist hij – kenner van het Oude Testament bij uitstek – heeft dit onderwerp helder uitgediept.

 

E. Het Koninkrijk in Mattheüs

Deze evangelist schreef zijn boek primair voor de Joden (zijn kennis suggereert dat hij een rabbinale opleiding had genoten). De rode lijn van zijn boodschap is dat de komst van de Messias, Jezus Christus, vele profetieën vervulde of zou vervullen en reeds lang geleden voorzegd is. Ook toont hij aan dat Jezus Christus een afstammeling van Abraham is én van koning David.

Wanneer we het evangelie naar Mattheüs wat zorgvuldiger lezen dan vinden we nog veel meer gegevens, ook over de komende koninkrijken. Terecht zegt de bekende theoloog Feinberg daarover:

Vanuit het standpunt van een studie van het Koninkrijk is er waarschijnlijk geen boek met

betrekking tot de gehele openbaring van God dat van meer belang en meer doorslaggevend is, dan het evangelie van Mattheüs. (Feinberg, Millennialism, pagina 129)

 

F. Een Bekende Boodschap

De boodschap die Johannes de Doper en Jezus Christus verkondigden waren inhoudelijk gelijk. Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen – Mattheüs 3:1 en 4:17 (HSV). Nu zou je mogen verwachten dat Johannes de Doper en de Heer Jezus allebei dit begrip duidelijk aan hun toehoorders uitleggen, maar dat gebeurt niet, want dat was helemaal niet nodig! Dit begrip was namelijk algemeen bekend en leefde breed onder de bevolking Judea en Gallilea, zoals we ook uit buiten-Bijbelse geschriften vernemen. Die boodschap betrof het Koninkrijk, waarover de profeten zo vaak spreken. Dat was het herstel van het glorieuze rijk van koning David en Salomo; maar dan nog groter en vooral veel perfecter. Dat was een Goddelijk Koninkrijk; het Messiaanse Rijk. En de komende Messias zou daar leiding aan geven en Hij zou de gehate Romeinse overheersers verdrijven – zo was de algemene verwachting.

 

G. Een Aards Koninkrijk met Hemelse Trekken

De woorden malkhuth shamayim hebben de strekking van de wet des hemels op aarde 1), zoals vaak in Daniël ter sprake komt. Zo vinden we het uitgelegd in vrijwel alle rabbinale lectuur over dit onderwerp. Het is dus geen Koninkrijk dat gesitueerd is in de hemel, maar een aards Koninkrijk met hemelse trekken. Daarom wordt het na Pinksteren ook niet meer aangeboden, want dan is sprake van een Koninkrijk dat niet van deze wereld is (Johannes 18:36). Dan is het een geestelijk koninkrijk geworden met een hemelse bestemming.

 

De Koninklijke claims van Jezus Christus zijn alle verweven met het Oude Testament; zoals bijvoorbeeld in Lukas 4:18-21, 7:24-27, 20:41-44 en 24:44. Dus de algemene opvatting was, zowel onder gelovige Joden als onder de discipelen dat er een aards Koninkrijk op handen was. Nooit spraken Johannes de Doper of Jezus Christus dit tegen. Integendeel, toen Jezus Christus Zijn intocht hield in Jeruzalem, koos Hij een jonge ezel, zoals in Zacharia 9:9-10 voorzegd was. En elke Schriftgetrouwe Jood wist dat dit het voorspel was op de stichting van het Koninkrijk Gods op aarde. En tevens dat Jezus alzo claimde de Messias te zijn die, volgens de profeten, koning zou worden in Jeruzalem.

1) Het eerste hoofdstuk van de tekst in een Mezuzah – het Shema – wordt ook malkhuth shamayim genoemd.

 

H. De Grondwet van het Messiaanse Rijk

Als Jezus Christus Zijn Bergrede houdt, spreekt hij niet zo maar over een aantal leefregels, maar biedt Hij Zijn volk het Messiaanse Koninkrijk aan met zijn grondwet! Er is daarom geen boodschap van zegeningen bij dat onderricht. Hier weerklinkt de wet van Mozes in de hoogste graad! De boodschap was daarom exclusief tot Gods volk gericht. Om die reden werden er geen evangelisten uitgestuurd naar de heidenen; dat kwam pas later. Jezus verbood Zijn discipelen zelfs om onder de heidenen te evangeliseren (Mattheüs 10:5 en 6)! Daarmee gaf Jezus aan dat dit Koninkrijk alleen voor de Israëlieten was en stoelde op de aardse beloften aan Abraham, Izaäk en Jacob.

 

I. Het Was geen Nieuwe Boodschap

Nooit corrigeerde Jezus zijn discipelen en de Farizeeën op dat punt. Waarom dan niet? Omdat Hij niets nieuws verkondigde! Hij sloot in Zijn boodschap aan bij de profeten van het Oude Testament die eeuwenlang dezelfde boodschap hadden verkondigd. Pas na de gevangenneming van Johannes de Doper verschenen er wolken aan de horizon van dat toekomstige aardse Koninkrijk. De Heraut (Jezus Christus) was niet begrepen; Zijn boodschap niet aanvaard. Jezus reageert dan onmiddellijk en striemt de toehoorders met bittere woorden (Mattheüs 11:16-24).

 

J. De Boodschap van Jezus Verandert

Stap voor stap verandert daarna de boodschap van Jezus en werd het in toenemende mate een individuele oproep aan verdrukten (Mattheüs 11:28-29) die verlossing, rust en vrede geboden wordt na hun aardse leven, echter geen aards Koninkrijk meer.

In Mattheüs 12:40 spreekt Jezus voor de eerste maal over Zijn dood en weer spreekt Hij bittere woorden, nu aan het adres van de schriftgeleerden en Farizeeën (Mattheüs 12:41-45) die in dit geval de wettige vertegenwoordigers van het volk Israël zijn. En in Mattheüs 12:46-50 verandert de boodschap nogmaals. Echter dan is van een aardse relatie geen sprake meer, maar wordt de hemelse gepropageerd. De Koning was afgewezen! 1) Ook verandert nu Zijn houding ten opzichte van de leiders van de Joden. In Mattheüs 12:1-8 wijst Hij hun nog liefdevol terecht, in Mattheüs 15:1-9 spreekt Hij een keiharde veroordeling uit en breekt aldus met hen. Voor het eerst komt er nu ook ruimte voor de heidenen (= niet-Joden), Mattheüs 15:21-28 – de latere Gemeente van Christus.

 

K. De Gemeente van Christus

Pas in Mattheüs 16:18, als blijkt dat de Messiaskoning door Zijn eigen volk verworpen wordt, spreekt Jezus over Zijn toekomstige Gemeente. Een nieuw fenomeen dat, volgens de apostel Paulus (Romeinen

16:25-26), eeuwenlang verzwegen is geweest. Hij noemt het daarom een geheimenis (Efeziërs 3:1-12). Op die manier kwam er een derde ‘soort mensen’ in de wereld (1 Korintiërs 10:32). Waren er, vanuit Bijbels standpunt eerst slechts Israëlieten en heidenen (gojim = niet-Joden), nu was daar de Gemeente van Christus bijgekomen.

L. Weinigen Uitverkoren

De breuk tussen Jezus Christus en Zijn volk, de Joden, wordt heel duidelijk geschilderd in Mattheüs 22:1-14. Dat is de gelijkenis van het Koninklijke bruiloftsmaal. De koning is God zelf. Zijn zoon is Jezus Christus en de genodigden zijn het volk Israël. De genodigden blijven echter weg. Daarop verzamelt de Almachtige zich mensen op de kruispunten der wegen en allen die daar passeren worden uitgenodigd. Dat zijn de heidenen of niet-Joden. De tekst zegt zelfs dat zowel slechten als goeden worden uitgenodigd tot de bruiloft van het Lam (vers 10). Pas op de bruiloftsdag (= ook de oordeelsdag) worden de goeden van de slechten gescheiden. Dus de oproep tot bekering geldt van die tijd af alle mensen! De perikoop eindigt met een intrieste verzuchting van Jezus Christus in Mattheüs 22:14 (HSV): Want velen 1) zijn geroepen, maar weinigen 2) uitverkoren.

1) Dat zijn alle Israëlieten. 2) Het woord weinigen slaat niet op uitverkorenen in het algemeen, alsof er maar een enkeling tot zaligheid zou kunnen komen. Het ziet op het beperkte aantal uit de Joden die Jezus Christus toen als hun Zaligmaker aannamen en toegelaten worden tot de Bruiloft van het Lam.

 

M. Het Messiaanse Rijk Uitgesteld

De nieuwe situatie was niet meer zoals de profeten hadden voorzegd. De heilsbeloften werden echter niet ongedaan gemaakt. Ze bleven onverminderd geldig, echter de vervulling van de profetie aangaande het Messiaanse Rijk verschoof naar de toekomst. In de gelijkenissen die daarna volgen, spreekt de Heer Jezus exclusief tot Zijn discipelen en door hen heen tot de latere Gemeente van Christus. En als Zijn discipelen Hem vragen, waarom die boodschap alleen nog maar tot hen gericht wordt (heel bijzonder – daarvoor sprak Jezus grote menigten toe) en niet tot hun landgenoten – de Joden – antwoordt Hij (Mattheüs 13:11 HSV):

Hij (Jezus) antwoordde en zei tegen hen (de discipelen): Omdat het u gegeven is de geheimen van het koninkrijk te weten, maar aan hen (de andere Joden) is het niet gegeven.

Het aardse Koninkrijk der Hemelen is niet geheim – het was en is algemeen bekend. Bijna alle profeten hebben er over gesproken. Het Hemelse Koninkrijk is dat wel. Dat behoort de Gemeente van Christus toe en alleen ware christenen begrijpen dat geheimenis!

 

N. Exclusief aan de Gemeente van Christus

Het aanbod van het Koninkrijk blijkt na Mattheüs 13 beperkt te worden tot de volgelingen van Jezus Christus en wordt niet meer aan het gehele volk Israël gedaan, als uitverkoren natie. Helder blijkt de verandering in de status van de Israëlieten uit de woorden die Jezus Christus Zelf tot Pontius Pilatus spreekt, Johannes 18:36 (NBG):

Jezus antwoordde: Mijn koninkrijk is niet van deze wereld; indien mijn koninkrijk van deze wereld geweest was 1), zouden mijn dienaars 2) gestreden hebben, opdat Ik niet aan de Joden 3) zou worden overgeleverd; nu echter 4) is mijn koninkrijk niet van hier 5).

1) Dat wil zeggen: Als de Joden Jezus Christus als Messias aangenomen hadden, dus massaal tot bekering waren gekomen,

2) dan was Hij wel koning over Israël geworden en dan zou men voor Hem tegen de Romeinen gestreden hebben.

3) Hier wordt het Sanhedrin bedoeld, de regering die het Joodse volk vertegenwoordigde en Jezus Christus verwierp.

4) Het aanbod van Jezus aan de Joden is veranderd – het aardse koninkrijk raakt nu voor vele eeuwen uit zicht.

5)  Het is een geestelijk koninkrijk geworden, de Gemeente van Christus.

 

O. Het Evangelie van Verlossing en Genade

Het zal duidelijk zijn dat de Heer Jezus veel meer gezegd heeft, dan de evangeliën ons berichten. Hij zal, in het begin van zijn bediening, zeker het Messiaanse Koninkrijk nog vele malen meer aan Zijn volk aangeboden hebben dan staat beschreven. Johannes 21:25 (NBG) getuigt daarover:

Er zijn echter nog vele andere dingen, die Jezus gedaan heeft; indien deze één voor één beschreven werden, dan zou, naar ik meen, de wereld zelf de boeken, die geschreven werden, niet kunnen bevatten.

Echter, toen de evangelisten hun herinneringen op schrift stelden, was de Gemeente van Christus al een feit en was men niet meer geconcentreerd op de koninkrijksverkondiging. Toen ging het om de boodschap van verlossing en genade en het lijden en het sterven van Jezus Christus waardoor dat mogelijk gemaakt wordt. Die eerste boodschap was ook niet meer zo relevant. Hadden de Joden niet Mozes en de profeten (Lukas 16:31)? Dat was voldoende.

 

P. De Belofte Blijft Staan!

Was de belofte betreffende het Messiaanse Rijk dan dood? Dat is zeker niet het geval. In Handelingen

1:6 (NBG) komt de vraag over de komst van het aardse Koninkrijk namelijk terug:

Here, herstelt 1) Gij in deze tijd het koningschap voor Israël?

1) Er staat apokathistaneis, dat is: herstellen of restaureren in zijn oorspronkelijke staat.

Het antwoord van Jezus Christus is niet dat zij een foute vraag hebben gesteld, maar dat het niet hun zaak is dit te weten (Handelingen 1:7).

 

Q. Geen Domme Vraag

Veel christenen zien in Handelingen 1:6 een domme vraag staan. Iets waar je hoofdschuddend over zegt: ‘Snappen de discipelen het nu nog niet’? Maar dat kan onmogelijk waar zijn, want de evangelist Lucas, die zowel het Evangelie van Lucas als het boek Handelingen schreef, doet daarover een belangrijke mededeling; Lucas 24:45 (NBG):

Toen opende Hij hun verstand, zodat zij de Schriften begrepen.

Voorgaande tekst leert ons dat de discipelen, kort voordat ze de zogenaamde ‘domme vraag’ stelden, inzicht in de Schriften ontvingen. Van die tijd af waren zij kenners van de Schriften, dus ook van inzicht in de profetenboeken. Dat blijkt ook wel want als Petrus op de Pinksterdag zijn rede houdt, spreekt daar een theoloog van het hoogste niveau – geen ongeletterde visser. Daarmee is het hoogst onwaarschijnlijk geworden dat de vraag die zij kort daarna stelden, een domme vraag was. De discipelen vroegen zich niet af óf, daar twijfelden zij niet aan, maar wanneer het aardse Koninkrijk zou komen! Dat standpunt wordt bevestigd door Handelingen 1:7b (NBG), waar staat:

Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden en gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft.

En Mattheüs 24:36 (NBG):

Doch van die dag en van die ure weet niemand, ook de engelen der hemelen niet, ook de Zoon niet, maar de Vader alleen.

 

De dag en de ure komen, dat staat vast, maar de wetenschap wannéér blijkt aan eenieder onthouden te worden. Zelfs aan Jezus Christus Zelf. Alleen de Vader, God Zelf, weet daarvan. Hij neemt het besluit!

Uit deze teksten blijkt dat de wederkomst van Jezus Christus (dus ook de laatste jaarweek in Daniël 9 – de Grote Verdrukking) onbepaald in de tijd staat. Die is afhankelijk van de beschikking van God – van Zijn beslissing (Handelingen 1:7b) en dat besluit is nog niet genomen! Want daar gaan voorwaarden aan vooraf zoals die (onder andere) ook in Daniël 9:5 en 24a worden beschreven.

 

R. Jezus Corrigeerde Zijn discipelen Niet

Kort daarna vaart de Heer Jezus ten hemel. Hij corrigeerde Zijn discipelen niet, wat Hij zeker gedaan zou hebben indien de vraag onjuist was geweest.

 

S. Het Koninkrijk der Hemelen Is Nabij Gekomen

Deze bekende tekst die we, onder andere, in Mattheüs 3:2a vinden, gaat nu leven en vooral het woordje nabij. Dat betekent niet dat het Koninkrijk der hemelen er bijna was en vervolgens enige tijd later definitief zou aanbreken. Het betekent dat het binnen handbereik was gekomen. Daarmee was er weer een gestelde tijd aangebroken (NBG: te dien dage). Dat is een beslissingsmoment waarin de heils- geschiedenis een andere richting had kunnen inslaan. Echter daar was wel een voorwaarde aan verbonden: Het volk Israël diende het Koninkrijk te verwerven door Jezus Christus als Zaligmaker aan te nemen en zich voor de Hoogheilige God te verootmoedigen. Dat gebeurde niet en daarom brak ook het Messiaanse Rijk niet aan.

 

Mensen mogen dus kiezen en hebben, over ’t geheel genomen, invloed op de Raad Gods, hoewel in beperkte mate. Niet wat betreft het doel, dat staat vast. Wel wat betreft het moment waarop bepaalde gebeurtenissen plaatsvinden. We zijn dus geen slaven van de voorzienigheid.

 

T. Verboden Gebied

Maar, zo vroeg men de auteur tijdens een Bijbelstudie over dit onderwerp:

God is toch alwetend en weet toch de afloop, dus staat het daarmee vast?...

Het getuigt van schromelijke overschatting als wij ons in staat achten te kunnen redeneren vanuit de positie van God. Dat is niet alleen verboden terrein. Dat vermogen ontbreekt ons zelfs geheel en al. De almacht van God en de grootheid van Zijn wezen staan te ver van ons af.

 

Dit is een uittreksel. Voor een veel uitgebreider bespreking verwijzen we naar: De Profeet Micha, door G.A. van de Weerd.

 

Copyright: Gert A. van de Weerd; PMI Boeken BV.

Terug naar overzicht
2022 - Micha - Studie 4: Koninkrijk der Hemelen