2022 - Micha - Studie 6: Micha 1B

donderdag 13 juni

Tweegesprek tussen Gert van de Weerd en Henk Schouten

De Profeet Micha

 

Teksten op: www.bijbelverklaring.com en Family7

Bijbelvertaling uit: Weerd, De Profeet Micha

Aflevering 6: Micha 1B

Introductie

In aflevering 5 hebben we geleerd dat Micha 1:2-8 grotendeels uit Eindtijdprofetie te bestaat. Met het woord Want wordt in vers 9 die profetie voortgezet – logischerwijze is dat dus ook Eindtijdprofetie.

 

Micha 1:9      

Want haar wonden zijn ongeneeslijk. Voorwaar ik zeg u, zij zal tot Juda komen. Het zal tot de poort van mijn volk reiken, tot Jeruzalem toe.

Micha 1:9 is een omstreden profetie die zeer verschillend wordt verklaard. Daarom gaan we er diep op in.

 

Verklaring 1: De Oude Tijd – Er zijn nogal wat verklaarders die de woorden hij zal reiken tot aan de poort betrekken op de belegering van Jeruzalem in 701 v. Chr. Toen kwam, tijdens de regering van koning Hizkia, de vijand (koning Sanherib van Assyrië) met zijn leger tot voor de poorten van Jeruzalem. Door Goddelijk ingrijpen werd dit leger vernietigd, waardoor de Assyriërs de aftocht moesten blazen (II Koningen 18). Hoewel men in de tijd van Hizkia en de eeuwen daarna wellicht Verklaring 1 als vanzelf- sprekend aangenomen zal hebben, is deze profetie daarmee nog niet tot volledige vervulling gekomen. Want om nu in haar wonden een veldtocht tegen Juda te lezen (zoals velen doen), heeft veel weg van inlegkunde. Nu kunnen we dit vers ook door een Messiaanse bril lezen, als Eindtijdprofetie – op zich logisch want vers 9 zet in feite vers 1-8 voort.

 

Verklaring 2: de Eindtijd A – De uitdrukking Want haar wonden zijn ongeneeslijk beschrijft namelijk niet zomaar een algemene ziekte, maar een voortwoekerend kwaad (Jeremia 30:12). Eigenlijk zou een woord als kanker hier beter op z’n plaats zijn en dan van het soort, waardoor in het terminale stadium open wonden ontstaan. Er is geen genezing mogelijk. In voorgaande context gaat de grondtekst veel beter spreken, want bij de aanvang van de Grote Verdrukking zal de staat Israël een verbond sluiten met de Antichrist (Daniël 9:27). Dit zal een proces in gang zetten dat tot een volkomen verloedering van Gods volk zal leiden. Om die reden zal God dit volk aan zijn lot overlaten. Het fatale moment, waarop een groot deel van de Joden zich aan Satan overlevert, staat beschreven in Zacharia 11 (de twee staven). Slechts een minderheid (Zefanja 2:3) die zich bekeerd zal hebben – overblijfsel genoemd en die tevens op tijd zullen vluchten, omdat zij de profetie van Mattheüs 24 verstaan – zal voor dit oordeel gevrijwaard blijven. Tot hen spreekt Jezus Christus in Mattheüs 24:15 (NBG):

Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is, op de heilige plaats ziet staan – wie het leest, geve er acht op – laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de bergen. 

Degenen die vluchten vinden een schuilplaats in Petra (de bergen van Paran) en daar spreekt Micha 2:12-13 over. Zij die achterblijven worden door de Antichrist ten dode vervolgd.

 

v9b zo zal zij zekerlijk tot Juda komenVan dit zinsdeel is niet zeker, waarop het woordje zij betrekking heeft. Wellicht wordt daarmee op de wonden gedoeld in de betekenis van een ongeneeslijke infectie. In tweede instantie zou het kunnen verwijzen naar het beeld van het beest als ‘katalysator van het verderf’. Dat sluit goed aan bij de voorgaande exegese. Met de naam Juda wordt, in die context, op de staat Israël bedoeld, afstammelingen van Juda – Joden dus.

 

v9c Het zal tot de poort van mijn volk reiken, tot Jeruzalem toe.

Deze woorden hebben wat meer te zeggen dan op het eerste gezicht lijkt. De poort was traditioneel de plaats in Israël waar de rechtspraak plaatsvond. De tekst zou in die context (volgens velen) de betekenis kunnen hebben dat het kwaad (dat is de invloed van de Antichrist en de Valse Profeet) de rechtspraak in de Eindtijd volkomen verdorven en corrupt zal maken.

 

Zwak Gefundeerd

Ondanks het feit, dat Verklaring 2, de Eindtijd A, in kringen van Eindtijdexegeten breed ondersteund wordt, is de auteur daar niet gelukkig mee. Want die bevat veel te veel gissingen en is daarom niet stevig genoeg in Gods Woord gefundeerd. Dat betreft niet de gebeurtenissen in de Eindtijd – die kloppen in grote trekken wel –, maar vooral de mening dat haar wonden synoniem zijn met het kwaad dat mede door de Antichrist veroorzaakt zal worden. In die context wordt het in de Bijbel nergens gevonden!

 

Maar wellicht reikt de profetie nog verder: Exegese 2, de Eindtijd B

Ik heb lang op deze tekst gestudeerd en kwam uiteindelijk tot een andere vertaling én verklaring.

Een vertaling met haar wonden is betwist. Volgens anderen staat er: מכת יה – dat is: een wond door Jah toegebracht 1). Daarin is Jah de verkorte versie van Jahweh – dus God. We kunnen vers 9 daarom ook als volgt lezen: Want de verwonding van Godswege zal ongeneeslijk zijn. Gaan we van die vertaling uit dan spreekt de tekst over een verwonding (of wonde) die reikt tot aan de poort van Jeruzalem. Deze blijkt ongeneeslijk en is dus het soort verwonding dat de dood tot gevolg heeft. Een dergelijke gebeurtenis vinden we beschreven in Zacharia 14:4 en 5 (grondtekst) 2).

 4    Op de gestelde dag zullen Zijn voeten op de Olijfberg staan die hoog in het zicht van Jeruzalem ligt, aan de oostkant. Dan zal de Olijfberg middendoor gespleten worden. Van het oosten naar het westen zal een langgerekte kloof ontstaan. De ene helft van de berg zal noordwaarts wijken, de andere helft zuidwaarts.

 5    Gij zult vluchten naar de diepe kloof van Mijn bergen, want de kloof van Mijn bergen zal toegesloten worden. Ja, gij zult vluchten zoals u vluchtte voor de aanblik van de grote aardbeving in de dagen van Uzzia de koning van Juda. Dan zal Jahweh mijn God komen en alle heiligen samen met het bondsvolk.

Zacharia spreekt van een enorme aardbeving in de Eindtijd die de Olijfberg in twee delen zal splitsen. Het dal dat aldus ontstaat, biedt een uitweg aan dat deel van de bevolking van Jeruzalem dat de vlucht zal nemen. Dat zijn volgelingen van de Antichrist. De vlucht wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de dreiging van het naderende coalitieleger uit de volken dat kort daarvoor de Antichrist heeft verslagen en de grote aardbeving (Zacharia 14: 4-5). Het gelovig deel van de bevolking van Jeruzalem (overblijfsel genaamd) zal in de stad achterblijven en korte tijd daarna de Messias mogen verwelkomen.

(1) Zie: Elliger, McComiskey, Waltke / Weerd Micha, p57 / 2) Weerd, Zacharia, Herziene verklaring, p420-422)

 

Een Vlucht ten Verderve

De vlucht in de kloof zal hoogstwaarschijnlijk ten verderve zijn, want het heeft er alle schijn van dat de kloof daarna door God zelf wordt toegesloten (Weerd, Zacharia, Herziene Verklaring, pagina 443-450). In die context komt het woord ongeneeslijk geheel tot z’n recht, want de verwonding van Godswege zal tot gevolg hebben dat de handlangers van de Antichrist zullen omkomen in de nieuw gevormde kloof.

In Openbaring 11:13 staat een profetie geschreven die wellicht op dat moment betrekking heeft.

En te dier ure 1) kwam er een grote aardbeving 2) en een tiende deel der stad 3) stortte in, en zeven duizend personen 4) werden door de aardbeving gedood, en de overigen werden zeer bevreesd en gaven de God des hemels eer 5).

  1)    Deze gebeurtenis valt direct na de opstanding en hemelvaart van de twee getuigen (Openbaringen 11).

  2)    Waarschijnlijk is dit dezelfde aardbeving die Zacharia 14:4 beschrijft.

  3)    Dat is Jeruzalem.

  4)    Het is niet geheel zeker (wel waarschijnlijk) dat daarmee de vluchtende volgelingen van de Antichrist worden bedoeld die de kloof ingaan.

  5)    Die ‘overigen’ zijn de overlevenden van de bevolking van Jeruzalem ook wel het overblijfsel genoemd. Dat zijn zij die geloven en De Grote Verdrukking overleven. Kort daarna zal de Messias op de Olijfberg weerkeren en vervolgens Jeruzalem binnentrekken.

 

Conclusie: Beide vertalingen hebben hun sterke kanten, maar Schriftuurlijk staat Verklaring 3 veel sterker dan Verklaring 2.

_____________________________________________________________________________________________________________

 

Micha 1:10-15 Voorbespreking

 

Deze verzen hebben de structuur van een gedicht en bevatten ingewikkelde stijlvormen, zoals: gezegden, parallellisme en paronomasia. De tekst spreekt over een aantal steden en hun lot die in een streek ten zuiden en zuidwesten van Jeruzalem lagen, ook wel de Sjephela genoemd. Het doorgronden van de boodschap die deze verzen bevatten, lijkt een bijna onmogelijke taak. De literaire stijlvormen zijn moeilijk met enige zekerheid te vertalen en/of uit te leggen. Dat brengt de theoloog Ridderbos tot de uitspraak (De Kleine Profeten III, pagina 64): Zo wemelen de verzen 10-15 van woordspelingen; wij zien af van een poging om ze weer te geven. Edelkoort (een veel geciteerd theoloog) probeert het toch en ziet deze tekst verbonden met de komende oordelen over Israël en Juda (oude tijd dus). Hij zegt daarover op pagina 246 (Bijbel met Kanttekeningen, Micha): Op deze wijze wilde hij (Micha) zijn hoorders zijn dreigende woorden in de ziel prenten. Indien Edelkoort gelijk heeft, dan is deze profetie tijdgebonden, want heden weten we niet met zekerheid wat het lot van de steden (die Micha noemt) is geweest. Elke exegese over dit gedeelte bevat dan ook een sterk speculatief element. Ik wil echter andersdenkenden niet bij voorbaat negeren, zoals zo vaak gebeurt, vooral door theologen die Eindtijd profetie ontkennen, vandaar dat we (indien mogelijke) twee verklaringen proberen te geven – een voorvervulling en een eindvervulling.

 

De Historie

Volgens Charles S. Shaw, Journal of Biblical Literature 106: 223-229, rebelleerden de steden die Micha 1:10-15 noemt tegen koning Achaz, toen deze tegen Gods wil een verbond aanging met Assyrië. Veel verklaarders gaan daarin mee, maar dat helpt ons weinig verder. Misschien zijn in de context van de Eindtijd de rebellerende steden een type van de kleine minderheid (overblijfsel) die zich zal verzetten tegen de meerderheid van het volk die de Antichrist zal volgen. Indien dat zo is, dan is koning Achaz het type van de Antichrist, wat wel past in dit raam. Het blijft echter giswerk, maar daar gaan we niet in mee.

 

Gedurende de regering van koning Hizkia, de zoon van Achaz, vielen de Assyriërs Juda binnen. Hun uitvalsbasis was Lachis (vers 13) en van daaruit marcheerde koning Sanherib op naar Jeruzalem. Zijn route liep waarschijnlijk door de Sjephela en onderweg werden de genoemde steden verwoest. Als profetie voor de oude tijd zou vers 10-16 dus wel op voorgaande gebeurtenis van toepassing kunnen zijn.

 

Een Overweging

Ik heb lang op deze verzen gestudeerd en uiteindelijk kwam ik tot de conclusie dat Micha (dus Jahweh – het zijn Woorden van Hem!) hier voorbeelden uit het verleden geeft – te weten rampzalige gebeurtenissen in de oude tijd – die als metafoor dienen voor nog rampzaliger gebeurtenissen in de Eindtijd.

Weet ik dat zeker? Neen, de Schriftuurlijke onderbouwing daarvan is niet voldoende. Het is echter wel de enige verklaring die logica bevat en dus past in het grote raam van de Raad Gods. We geven daarom bij uitzondering twee mogelijke verklaringen: 1. de Oude Tijd, dus de Traditionele Verklaring en 2. de Eindtijd en die noemt men de Futuristische Verklaring.

 

Micha 1:10    

Vertel Gath niet van uw wenen. Ween niet te Beth Ofra, wentel (u) in het stof.

Oude Tijd: Om de stad Gath zijn tussen Israël/Juda en de Filistijnen eeuwenlang oorlogen gevoerd. Het was één van de vijf Filistijnse stadstaten. Deze lagen in een streek die we heden de Gazastrook noemen. In het jaar 711 v. Chr. werd Gath volkomen verwoest door Sargon II en daarna niet meer herbouwd.

Er was sprake van diepe vijandschap tussen Filistijnen en Israëlieten. Wellicht is de betekenis van vers 10a dat de oordelen van God over het land Kanaän de rampspoed van Gath verre zal overtreffen.

Vers 10b bedoelt te zeggen dat wenen niet meer helpt, men kan beter in het stof gaan, een uiting van grote rouw. Op de korte termijn kan die tekst betrokken worden op de beide wegvoeringen, zoals die onder koning Hosea (Israël) en koning Zedekia (Juda) plaatsvonden.

Eindtijd: Op de lange termijn lezen we hier misschien profetie over de Grote Verdrukking, als God de handen van de staat Israël aftrekt en de verschrikkelijke oordelen ook dat volk treffen.

 

Micha 1:11    

Ga heen! Inwoners van Safir, naaktheid en schaamte tot u. Geen inwoner van Saänan zal uittrekken. Rouw om Beth-Esel, want uw bescherming werd afgenomen.

Oude Tijd: Alles zal u afgenomen worden, geen bescherming zal geboden worden. Zoals gezegd, deze steden werden tijdens de opmars van Sanherib van Assyrië verwoest. In dat kader is de profetie vervuld.

Eindtijd: Sommigen zien de vervulling in de verwoesting van deze landstreek aan het eind van de Grote Verdrukking, als het coalitieleger (met Gog uit Magog) uit de volkeren slag levert met het leger van de Antichrist. Dat is een zwakke verklaring; de Bijbel zegt daar niets over. Ook wijst men op Harmageddon, als de legers uit de volken van de wereld tegen Jeruzalem optrekken en dan door de Plaag vernietigd worden (Zacharia 14:12-15). Ook onwaarschijnlijk, want die streek ligt veel noordelijker. Er is helaas nog geen logische verklaring te vinden, dus moeten we de betekenis maar open laten.

 

Micha 1:12    

Voorwaar, ik zeg u: De inwoner van Maroth kronkelt zich, om verlichting van pijn, want rampspoed zal uit God nederdalen tot de poort van Jeruzalem.

Oude Tijd: Vrij algemeen beschouwt men vers 12 als profetie over de vernietiging van Jeruzalem door Nebukadnezar, de koning van Babel.

Eindtijd: De rampspoed uit God die zal nederdalen ziet wellicht ook op de finale oordelen tijdens de

Grote Verdrukking, zoals die o.a. in Zacharia en de Openbaring aan Johannes beschreven worden.

 

Micha 1:13    

Tuig de strijdwagen op tot het span paarden, gij inwoner van Lachis. Dit is het beginsel der zonde tot de dochter van Sion. Immers, in u zijn schendingen van(wege) Israël gevonden.

Oude Tijd: In de vestingstad Lachis waren veel strijdwagens gelegerd. De stad was een belangrijke schakel in de linie van verdedigingswerken rond Jeruzalem. Wellicht wil de tekst ons zeggen dat de inwoners van Juda op eigen kracht en middelen vertrouwde, in plaats van op God en is dat het beginsel der zonde waar de tekst over spreekt.

Anderen zien in deze profetie de ondergang van Lachis en/of dat verzet tegen koning Sanherib (vers 13a) daarom zinloos is. Want de veldtocht van koning Sanherib van Assyrië, in 701 voor Christus, begon bij de belangrijke vestingstad Lachis en die werd al snel veroverd. Daarna werd de stad als basis gebruikt voor de veldtocht tegen Jeruzalem. Echter ook deze verklaring staat zwak.

Eindtijd: Hier onthoud ik me van een mogelijke verklaring.

 

Micha 1:14    

Daarom zult gij scheidingsgeschenken geven aan Moreseth Gath. De huizen van Achzib tot misleiding zijn voor de koningen van Israël.

Oude Tijd: Hier komen de meeste theologen niet tot een zinnige verklaring.

Eindtijd: Dit vers spreekt wellicht zinnebeeldig van de scheiding tussen God en Zijn volk, zoals de profeet Hosea zo treffend uitbeeldt in Hosea 1 (Lo-Ammi: Niet Mijn volk). Ook de profeet Zacharia spreekt over die scheiding in hoofdstuk 11 (de twee staven). Verder is er niets van te maken, tenzij men het pad der speculatie betreedt, wat de auteur vermijden wil.

 

Micha 1:15 Voorbespreking

Over dit vers behoeven we geen onzekerheid te hebben; het is overduidelijk Eindtijdprofetie, hoewel we een voorvervulling in Micha’s tijd niet uitsluiten. Dat geeft aanleiding te verwachten dat Micha 1:10-14 ook over de Eindtijd spreekt, hoewel in bedekte en voor ons onbekende poëtische termen. Helaas zijn we heden nog niet in staat om die ‘Eindtijdbetekenis’ te ontrafelen, maar dat zal ongetwijfeld te Zijner tijd gebeuren – als de Hoogheilige het wenselijk acht.

 

Micha 1:15 Exegese

Opnieuw zal Ik een veroveraar/Erfgenaam tegen u uitbrengen, gij, die woont van Marésa tot Adullam! Hij zal komen, de glorie van Israël.

Dit is een omstreden vers. In het woord hayyōwrêš zien velen een veroveraar of bezetter. Het woord kan echter ook erfgenaam betekenen (als in Genesis15:3, 4) of erfdeel (Numeri 27:11).

Oude Tijd: De veroveraar in de oude tijd is de koning van Assyrië, Sargon II (721-705) die Israël (het Tienstammenrijk) vernietigde en later koning Sanherib die het rijk van Juda zwaar teisterde. In een nog later stadium is het koning Nebukadnezar die Juda in ballingschap wegvoerde en Jeruzalem verwoestte.

Eindtijd: In het kader Eindtijd lezen we geen veroveraar, maar Erfgenaam en dat is Jezus Christus. Die veronderstelling wordt bevestigd door de laatste woorden van vers 15. Toch blijft in de Eindtijdvariant het element veroveraar ook dan nog behouden in de woorden: tegen u uitbrengen. Want Christus zal ten oorlog optrekken tegen de Antichrist en Gog uit Magog en hen overwinnen.

 

v15c Hij zal komen, de glorie van Israël.

Oude Tijd: Deze tekst is met geen mogelijkheid in de oude tijd te plaatsen.

Eindtijd: Het laatste stukje van vers 15 is pure eindtijdprofetie en ziet op de komst van de Messias, Jezus Christus (Hij) en de aanvaarding van zijn koningschap in Jeruzalem (glorie van Israël).

 

Micha 1:16    

Scheer uw hoofd! Ja, scheer het kaal, om de kinderen van uw welbehagen. Vergroot uw kaalheid! Zoals bij de gier. Want uit u zullen zij in ballingschap gaan.

Oude Tijd: Scheren van hoofdhaar was een teken van grote rouw onder de heidenen, maar verboden in Israël (Deuteronomium 14:1). Het is niet aannemelijk dat God (die spreekt hier) daartoe opdracht geeft.

Eindtijd: De profetie past wel in de Eindtijd. Want als de oordelen van God over de aarde vallen, wordt ook Kanaän zwaar getroffen en zullen velen sterven – reden voor grote rouw! Echter niet van ‘gelovig Israël’; hen wordt deze (heidense) wijze van rouw immers verboden! God spreekt tot afvallig Israël (zie: 16DII) – volgers van de Antichrist dus Satan.

 

v16b om de kinderen van uw welbehagen

Oude Tijd: Deze woorden zijn niet in de oude tijd te plaatsen.

Eindtijd: De kinderen van ziet in de context meestal niet op echte kinderen, maar op afstammelingen. De uitdrukking kinderen van uw welbehagen wijst dus op een deel van het volk Israël, waarin de Almachtige God een welbehagen heeft. Dat zijn uiteraard de gelovigen uit Gods volk in de Eindtijd die in de Bijbel omschreven worden als het overblijfsel van Israël.

 

v16d I Want uit u zullen zij in ballingschap gaan I

Volgens veel verklaarders ziet de uitdrukking in ballingschap gaan zowel op de wegvoering van Israël (734/33, 722 en 705-701 v. Chr.) als op die van Juda (598 en 587 v. Chr.). Maar, de auteur betwijfelt sterk of die verklaring wel overeenkomstig de grondtekst is. Als we goed lezen, dan blijkt het nauwelijks mogelijk om in vers 16 enige profetie voor de tijd van Micha te ontdekken. Want de tekst spreekt van kinderen van uw welbehagen. Dat kan moeilijk slaan op de bevolking van Israël/Juda die in de oude tijd in ballingschap ging, want dat betrof een veroordeeld volk dat onder de toorn van God lag.

 

We analyseren nu de grondtekst

De aanduiding uit u kan zowel slaan op de bevolking van Jeruzalem, als op de stad zelf (wat overigens exegetisch tot hetzelfde resultaat leidt). Anders gezegd: De uitverkorenen (kinderen van uw welbehagen) komen uit een bepaalde groep (u = de Joden of de bevolking van Jeruzalem). Het andere deel van die bevolking is dus logischerwijs afvallig. Het gelovig deel gaat in ballingschap (zij). Daar klopt, indien we dit projecteren op de oude tijd, historisch gezien helemaal niets van! Die scheiding – afvallig en gelovig – bestond bovendien niet rond de ballingschap.

 

v16d II Want uit u zullen zij in ballingschap gaan II

Richten we de blik op de Eindtijd dan spreekt deze profetie over de vrijwillige ballingschap van een gelovig overblijfsel van de Joden en dan klopt de grondtekst tot op de letter. Als namelijk de Antichrist besluit het beeld van het Beest op te richten, dan blijkt juist dat het sein voor het overblijfsel van Israël om Jeruzalem te verlaten. Dit gebeurt op basis van een profetie van Jezus Christus in Mattheüs 24:15-18.

Gelovigen zullen zo mogelijk wegvluchten uit het gebied van de Antichrist (Micha 4:6), voordat ze opgepakt kunnen worden. Jesaja 10:20 (NBG) getuigt:

En het zal te dien dage geschieden, dat de rest van Israël en wat van Jacobs huis ontkomen is, niet langer zullen steunen op hem, die ze sloeg, maar in waarheid steunen zullen op de HERE, de heilige Israëls.

(Jesaja 52:11 / II Korinthe 6:17 / Openbaring 18:4)

 

In voorgaande context komt de uitdrukking kinderen van uw welbehagen geheel tot z’n recht, want dat zijn ze, het overblijfsel van Israël en Juda dat God volhardend zal blijven dienen. Zij zullen weigeren het beeld van het Beest te aanbidden. Zij zullen de echte Messias verwachten, Jesaja 41:14 (NBG):

Vrees niet, gij wormpje Jakob, gij volkje Israël! Ik ben het, die u helpt, luidt het woord des HEREN,

 

Tegen de kinderen van uw welbehagen (Zacharia 1:16) zegt Jezus: Mattheüs 24:15-18 (NBG):

Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting 1), waarvan door de profeet Daniël 2) gesproken is, op de heilige plaats 3) ziet staan - wie het leest 4), geve er acht op - laten dan wie in Judéa zijn, vluchten naar de bergen. Wie op het dak is, ga niet naar beneden om zijn huisraad mee te nemen, en wie in het veld is, kere niet terug om zijn kleed mede te nemen 5)... enz.

1)   Dat is het beeld van het beest, Openbaringen 13:11-18.          

2)  Daniël 9:27 NBG: Hij (de Antichrist) zal het verbond voor velen zwaar maken een week* lang. (* Er staat: šāḇūa‘ = zeven en dat kan zowel dagen als jaren betekenen. Hier is het zeven jaar)

3)   De tempel van het Messiaanse Rijk die nog gebouwd zal worden, Ezechiël 40, 41 en 42 beschrijft die tempel.

4)   Deze uitdrukking is van groot belang, want dit zegt ons dat slechts schriftgelovigen die Gods woord verstaan, de tekenen juist zullen interpreteren.

5)   De gebruikte woorden maken duidelijk, dat er slechts een korte periode kans op ontsnapping zal zijn.

 

Dit is een uittreksel. Voor een veel uitgebreider bespreking verwijzen we naar: De Profeet Micha, door G.A. van de Weerd.

 

Copyright: Gert A. van de Weerd; PMI Boeken 

Terug naar overzicht
2022 - Micha - Studie 6: Micha 1B