vrijdag 05 januari
Jesaja was van Koninklijke afkomst en stamde van koning David af. Zijn vader, Amos was een broer van koning Amaziah, de vader van koning Uzzia. Hij profeteerde een lange periode, van ± 750-690 v. Chr. Hij begon zijn bediening onder Koning Uzzia van Juda, zette die voort onder de koningen Achaz en Hizkia. Waarschijnlijk stierf Jesaja de marteldood onder koning Manasse. Hij was toen ongeveer 90 jaar.
Jesaja is de belangrijkste profeet van het Oude Testament. Zijn profetie vormt de basis voor het optreden van Jezus Christus op aarde en voor Zijn wederkomst. Dat laatste zult u helaas in weinig verklaringen terugvinden. Wie Jesaja wil begrijpen moet daarom dit boek zijn gerechte plaats in de heilsgeschiedenis teruggeven, want daar mankeert het heden nogal aan. De Joden noemen het Oude Testament Tenach. Dat woord is samengesteld uit de T van Thora, N van Nebe’im (Profeten) en CH van Chetubim (Geschriften). Het betreft een verzameling boeken – we noemen dat een Canon. Die Canon is verschillende keren aangepast, want er zijn in het verleden boeken toegevoegd of verwijderd. De Joodse en Protestantse Canon zijn heden gelijk, maar de Rooms Katholieke heeft enkele boeken meer (apocriefe geschriften) evenals de Oosters Orthodoxe Canon.
Gaan wij bij oude rabbinale geschriften te raad, dan onderscheidt men drie delen: de Thora (de vijf boeken van Mozes), de Profeten en de Geschriften. Het gezag van die drie delen blijkt sterk te verschillen. Zo wordt de Thora heilig bevonden en het onversneden woord van God. Tenminste waar het uitspraken van God betreft, dus vooral de wetten die Hij gaf, echter de geschiedkundige verhalen uit de Thora blijken minder zwaar te wegen. Die zijn dan ook pas later toegevoegd. De Geschriften, zoals Koningen, Kronieken, Hooglied en Prediker, hebben ook geen absoluut gezag. Zij zijn ter lering en ter overdenking, dat wel, maar staan in heiligheid vele treden onder Thora en de profeten. Dat is ook logisch, want Gods wetten en de profetenboeken bevatten woorden van God zelf, terwijl in de overige boeken van de Tenach mensen spreken over de geschiedenis van Israël, over God, poëzie bedrijven of de lotgevallen van personen beschrijven (Ruth, Job en Ester). We geloven wel dat de schrijvers van die boeken geïnspireerd werden door Gods geest, maar daarin hadden zij een eigen verantwoordelijkheid. Dat verschil in heiligheid vinden we overigens bevestigd in het Nieuwe Testament. Jezus citeert uit- en verwijst vaak naar de Thora en de profeten en het meest van al naar Jesaja. Bij mijn weten nooit naar of uit de Geschriften en dat is veelzeggend.
Voor de meeste christenen bestaat de Bijbel uit één hoofdboek, het Nieuwe Testament en een bijboek: het Oude Testament. De christelijke visie op de Bijbel wijkt sterk af van de wijze waarop Jezus en de apostelen daarmee omgingen. Zij hadden immers nog geen Nieuw Testament. Voor hen was het Oude Testament de enige Bijbel, daar verwezen ze naar en die legden zij uit. Nergens blijkt uit de evangeliën en de apostolische geschriften dat zij die incompleet beschouwden. Toen de apostelen overleden waren en ook de generatie na hen, ontstond in christengemeenten behoefte om de geschiedenis van het christendom op schrift te stellen, te beginnen bij de geboorte van Jezus. Velen schreven hun herinneringen op en zo ontstonden meer van 100 verschillende evangeliën. Sommigen daarvan waren falsificaties. Ook doken overal brieven van apostelen en andere heilig geachte personen op. Om daar orde in te scheppen werd een lijst opgesteld – Canon genaamd – die alleen die geschriften mocht bevatten die betrouwbaar geacht werden. Zo rond 180-200 na Christus ontstond er een Canon die niet zo veel verschilde van de huidige, maar nog niet algemeen aanvaard was. Pas op het derde concilie van Carthago (397) werd de Canon definitief vastgesteld. De boeken van het Nieuwe Testament werden oorspronkelijk niet heilig bevonden, maar als leerstellig hulpmiddel gezien. Vanaf 200 na Chr. begon een proces van ‘heiligmaking’ dat er uiteindelijk toe leidde, dat het Nieuwe Testament het Oude Testament daarin overvleugelde. Dat is jammer en zeker niet in navolging van Jezus Christus.
Er bestaan twee soorten profeten in het Oude Testament:
E1. Profeten als Mozes, Nathan, Elia en Eliza werden geroepen om het volk Israël op de goede weg te houden. Zij waren de ‘onderhoudstechnici’ van het Oude Verbond en hoorden bij de Goddelijke Natie – Israël – dat met de verwoesting van Jeruzalem ten onder ging. De vroege profeten schreven niet zelf. Anderen schreven over hen. Daarom weten we maar weinig over wat ze gezegd en gedaan hebben. Slechts over de hoogtepunten van hun bediening wordt ons bericht gegeven.
E2. Vanaf Amos hebben de profeten een nieuwe taak. Hun blik is van dan af aan gevestigd op de komst de Messias en het Messiaanse Rijk. Op de lange weg daarnaar toe heeft Israël goddelijke leiding nodig. Om in die behoefte te voorzien stuurde God een nieuw type profeet. Zij worden Schrijvende Profeten genoemd. De Bijbel noemt hen Wachters van het Huis Israëls (Ezechiël 33:7). Deze profeten legden de woorden van God vast. Generaliserend gesproken betreft dat een soort handleiding die de weg naar het heil aangeeft. Jesaja was de grootste onder hen.
Hun doelstelling is, om de Raad Gods – dat is Gods plan met mensheid – uit te doen voeren. Efeziërs 1:8b-10 (NBV) vat dat plan kernachtig samen:
"Hij (God) heeft ons in al zijn wijsheid en inzicht dit mysterie onthuld: zijn voornemen om met Christus de voltooiing van de tijd te verwezenlijken en zijn besluit om alles in de hemel en op aarde onder één hoofd bijeen te brengen, onder Christus."
Alle Schrijvende Profeten brengen een boodschap die tot de uitvoering van de Raad Gods moet leiden. Binnen dat Plan van de Raad Gods was het volk Israël het ‘voertuig van het heil’. Dat wil zeggen, dat de weg tot God via Israël liep. Niet-Joden konden zich erbij aansluiten en die noemde men proselieten. Deze unieke positie van het volk Israël verviel, toen zij Jezus Christus afwezen. Daarom werd de Gemeente van Christus gesticht die een eigen heilsweg gaat.
Neen; het is een volmaakt plan dat uiteindelijk volledig uitgevoerd zal worden. De mens is hier de zwakke schakel. Die schiet tekort. In feite is het een bewijs van de onuitputtelijke genade van God dat Hij de zwakheden van de mens verdraagt en zijn Raad blijft uitvoeren.
Beslist niet! De Gemeente van Christus gaat een eigen heilsweg; het volk Israël blijft uitverkoren, want de belofte aan Abraham geldt voor eeuwig. Genesis 12:2-3 is daar heel duidelijk over:
"Ik zal u tot een groot volk maken, u zegenen en uw naam groot maken; en u zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt, zal Ik vervloeken; en in u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden."
En Genesis 17:8 voegt daaraan toe:
"Ik zal aan u en uw nageslacht na u het land waar u vreemdeling bent, heel het land Kanaän, als eeuwig bezit geven. Ik zal hun tot een God zijn."
Ja, want die tweedeling op de heilsweg vinden we in de Bijbel op meerdere plaatsen bevestigd.
Dat spreekt over beide wegen. Hoofdstuk 1-3 (de zeven brieven) gaat de Gemeente van Christus aan. Openbaring 4-20 spreekt over de oordelen van de Eindtijd en het Messiaanse Rijk. Dat betreft Israël en de achtergebleven ongelovigen, waarvan er velen daarna nog tot geloof zullen komen. In Openbaring 21 en 22 komen beide wegen samen en komt de Raad Gods tot volledige vervulling.
Profeten zien in de toekomst als over bergtoppen. Wat besproken wordt zijn de belangrijke gebeurtenissen (toppen) van de Raad Gods. De dalen (= de verstreken tijd) blijven onzichtbaar.
De Raad Gods – Gods plan met de mensheid – ligt niet vastgeklonken in de tijd. De Raad Gods werkt zelden met vaste data, wel met doelstellingen. Elke stap is mede afhankelijk van de mens.
De Hoogheilige God heeft zich bekendgemaakt onder de naam Jahweh (in onze Bijbels wordt dat met Heer/HEER vertaald, wat de uit de Griekse vertaling stamt). Het betekent waarschijnlijk: Ik ben die Ik ben of: de Zijnde. Dat suggereert een bestaan dat niet in de tijdstroom staat. Voor God gaan heden, verleden en toekomst kennelijk naadloos in elkaar over. Hij staat boven de tijd. Dat is niet te bevatten, laat staan uit te leggen. Meer kunnen en mogen we er niet over zeggen.
In de komende 13 afleveringen bespreken we de eerste helft van het boek Jesaja. Jesaja werd een belangrijk deel van de Raad Gods onthuld, want God gaf hem een visioen van de oordelen van De Grote Verdrukking en de stichting van het Messiaanse Rijk. Die periode wordt de Eindtijd genoemd en die is nabij, want we zien in onze tijd de eerste tekenen daarvan. Het is aan te bevelen om uw eigen Bijbel bij de hand te houden. Dan kan uw vertaling vergeleken worden met de grondtekst die voor deze studie gebruikt wordt. Jesaja 1 is een soort inleiding en vers 1 is feitelijk de titel van het boek. In vers 2-9 klinkt een klaaglied over Israël en Juda. In vers 10-23 worden de zonden beschreven die tot de breuk in het Sinaïtische Verbond leidde. Jesaja 1:24-32 sluit met een vooruitblik op maatregelen van God die tot het Messiaanse Rijk zullen leiden. Van alle drie perikopen lichten we een stukje uit.
De Eindtijd omvat een toekomstige periode van De Grote Verdrukking en het Messiaanse Rijk, die 1000 jaar zal duren. De Grote Verdrukking is de periode daarvoor, waarin de Antichrist absolute macht heeft en die zal zeven jaar duren. In de tweede helft daarvan vallen de oordelen van God, zoals die in het boek Openbaring worden beschreven. Aan het einde daarvan zullen de vazallen van de Antichrist in opstand komen en hem verslaan. De Antichrist zal vluchten, maar door een machtswoord van Jezus Christus gedood worden (II Thessalonicenzen 2:8-10). In die periode trekt een tweede vijand van God – Gog uit Magog – op naar Jeruzalem. Zijn enorme leger wordt door God zelf vernietigd (Zacharia 14:12-13). Dan komt ook een deel van het volk Israël tot bekering (Zacharia 12:10-14). Het zondige deel vlucht in het dal van Mijn bergen en vindt daar de dood (Zacharia 14:5). Op dat moment komt Jezus weder op de Olijfberg (Zacharia 14:4) en wordt Hij met zijn volk – nu een gezuiverd, dus gelovig Israël – verenigd.
4 Wee, gij zondig heidenvolk; volk met schuld beladen; gebroed van kwaaddoeners; zonen van verdorvenheid. Zij hebben Jahweh verloochend. Zij hebben de Heilige Israëls versmaad. Zij hebben zich vervreemd en keerden zich van Hem af.
9 Had Jahweh van de hemelse legermachten het ontkomen deel niet voor ons overgelaten, dan waren wij haast aan Sodom gelijk geworden; dan zou het ons als Gomorra vergaan zijn.
De profetie van Jesaja richt zich in eerste instantie op de toestand van de koninkrijken Israël en Juda in de laatste jaren voor de ondergang. De gekozen bewoordingen zijn erg heftig en beschrijven een maatschappij die als geheel extreme zonden aanhangt. Dat gebeurde in de nadagen van zowel Israël als Juda.
16 Was uzelf en reinig u! Doe uw kwade daden weg van voor mijn ogen. Houd op met onrecht te bedrijven.
17 Leer om goed te doen! Zoek gerechtigheid! Bemoedig de verdrukte! Verdedig de vaderloze! Bepleit de zaak van de weduwe!
18 Kom! Nu! Laat ons tot rechtzetting overgaan, zo spreekt Jahweh. Want al zijn uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw. Hoewel zij rood zijn als karmozijn, zij zullen wit als wol worden.
Het gebod, leer om goed te doen, verwijst naar de Thora (dat wordt meestal met wet vertaald, maar betekent onderwijzing). Gods wet is geen dorre opsomming van geboden en verboden. Het is een leerproces dat de mens dicht bij God moet brengen. Toch wordt een nuance aangebracht, want in de vermaning van vers 16-17 klinkt tevens de Nieuwtestamentische wet door. Die is niet gebaseerd op de dorre verplichting om allerlei geboden te houden, maar heeft de liefde in Christus als drijfveer. Is dan de Thora afgeschaft? Beslist niet. Een christen is onderdeel van het lichaam van Christus en deelt de liefde tot de Vader met Hem. Binnen die verhouding is niet de wet drijfveer om God te dienen, maar de liefde tot Hem. Toch zijn het twee loten aan dezelfde stam. Dienaars van de wet hebben vol zicht op Horeb (de wet), maar staan met hun rug naar Golgotha. Een christen staat met de rug naar Horeb en heeft de blik op Golgotha gevestigd. Zo wordt de wet tot vervulling gebracht in liefdebetoon en genade.
24 Onvoorwaardelijke verklaring van de Soeverein Jahweh van de hemelse legermachten, de Machtige van Israël: Wee! Want Ik zal mijn kwelling doen verlichten en Mijzelf wreken op hen die Mij haten.
25 Ook zal Ik mijn hand tegen u keren en Ik zal u zuiveren als met loog. Uw metaalslak zal Ik verwijderen, ja, al uw verontreinigingen.
26 Dan zal Ik hen die rechtspreken over u in ere herstellen, zoals in vroeger dagen en uw raad- gevers als in het begin. Daarna zult u de naam krijgen: Stad van gerechtigheid; getrouwe Stad.
27 Sion zal door rechtmatig oordeel verlost worden en zij die naar haar terugkeren door rechtvaardigheid.
28 Maar opstandelingen en zondaars zullen tegelijkertijd verbrijzeld worden, evenals zij die Jahweh verlaten. Zij zullen omkomen.
Met de derde perikoop van Jesaja 1 springt de profetie naar de Eindtijd. Het is namelijk niet juist deze profetie te verbinden aan tijdelijke periodes van rampspoed of aan de ondergang van Juda door Babel, zoals meestal gebeurt. Deze profetie ziet verder, want nooit heeft God zich gewroken op allen die Hem haten (vers 24). Dat is ‘oordeelsdagtaal’, als een scheiding aangebracht wordt tussen gelovigen en goddelozen. Maar, niet alleen het volk Israël moet gezuiverd worden van Gods vijanden. Heel de aarde zal zich aan Hem onderwerpen, opdat het recht in ere hersteld zal worden (verss 26). Op Gods bevel wordt Jeruzalem dan de hoofdstad van de wereld (vers 26) en haar inwoners zullen rechtvaardig genoemd worden (vers 27). Ook keert de Heerlijkheid van de HEERE (Jahweh) terug in de tempel. In die ideale maatschappij is geen ruimte meer voor mensen die openlijk zondigen, noch voor hen die Jahweh verlaten. Zij zullen omkomen (vers 28).
Copyright: Gert A. van de Weerd; PMI Boeken BV.
Terug naar overzicht